column

Nimweegs

10 sep 2013

Kees ’t Hart is writer in residence van de letterenfaculteit. Op voxweb schrijft hij columns over zijn tijdelijke terugkeer naar de stad waar hij kind was. Tussen 1955 en 1968 woonde ik in Nijmegen. En nu ik er weer vaak kom om er colleges te geven, probeer ik af en toe weer Nijmeegs (Nimweegs) te praten. Ik sprak het vroeger niet echt, mijn ouders waren geen Nijmegenaren, ze kwamen uit Delft, maar ik hoorde het om me heen en hield ervan het af en toe ook echt te praten. Helemaal vergeten deed ik het nooit. De laatste weken hoor ik het weer. Laatst nog toen ik voor mijn eerste college ’s ochtends in de trein van Den Haag naar Nijmegen zat. Een paar stoelen verderop praatten een man en een vrouw een rustig soort Nijmeegs met elkaar, met die zachte g, en die mooie e-klank in woorden als ‘sterk’, ‘werk’, ‘kerk’. ‘Daar heb je de Stevenskerk’,  mompelde ik zacht voor me uit toen we over de Waal Nijmegen binnenreden. Lang niet gek, nog maar een keer ‘kerk’ zeggen. Alweer beter. Waar herken je de Nijmegenaar aan? Als je hem ‘oe, wat erg’ laat zeggen. ‘Oe wa erg’, zegt hij of zij dan. Er is geen schriftteken voor de ‘e’ in dit ‘erg’, misschien moeten we er een aparte Nijmeegse ‘e’ van maken, laten we zeggen een ‘æ’. Dan wordt het ‘oe, wa ærg.’ Toen ik in het seizoen 2000-2001 een jaar met spelers en trainers van voetbalclub Heerenveen optrok en daar voor het voetbaltijdschrift Hard Gras een boek over schreef (‘Het Mooiste Leven’), kwamen we natuurlijk ook bij NEC. Ik herinner me dat ik destijds een paar spelers  (Hans Vonk, Dennis de Nooijer, Tieme Klompe) uitlegde dat je NEC op een heel speciale manier uitsprak. Je zegt als Nijmegenaar niet NEC maar ‘ænniezee’, waarbij de ‘z’ een merkwaardige tussenvorm tussen de ‘s’ en de ‘z’ is. Zeg het dus heel snel: ænniezee, ænniezee. Ik herinner me nog heel goed de hilariteit toen ze het probeerden. We reden op dat moment in de bus vlakbij het Goffertstadion. Ik vertelde dat dit dus het Jonkerbos was waar veel van mijn vrienden vroeger ’s avonds met hun vriendinnetjes vreeën. Ik deed dat zelf aan de andere kant van de stad, vertelde ik, in het Rhodondendronbos. Ook dat woord probeerden ze een paar keer hardop uit te spreken. Het werd trouwens op zondag 26 november 2000 0-0. Mijn vrouw is in Nijmegen geboren en woonde er met tussenpozen tot 1963. Haar vader kon prachtig Nijmeegs praten. Volgens hem bestonden er in Nijmegen vier dialecten. Die van het Willemskwartier, de Benedenstad, Mariënburg en Brakkestein. Is daar al eens wetenschappelijk onderzoek naar gedaan?

Lees alle columns van Rene ten Bos

0 reacties

  1. Marianne schreef op 12 september 2013 om 13:58

    Dag Kees, Ik word ook nog vaak overvallen door de echte Nijmeegse klanken, soms heel mooi maar soms ook veel te vèt. Maar ja, ik spreek zelf een variant van het “Mestreechs” en dat klinkt natuurlijk “veul sjoener”. Als je het leuk vindt om meer over het (Nijmeegs) stadsdialect te lezen dan moet je “De structuur van taalvariatie; een sociolinguïstisch onderzoek naar het stadsdialect van Nijmegen” van Roeland van Hout maar eens lezen en dan vooral hoofdstuk 4. Veel leesplezier alvast (en je mag het ook altijd van me lenen!), hartelijke groet, Marianne Starren

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!