Joep Bos-Coenraad: OSI-layers voor dummies
Twee weken geleden eindigde ik mijn telco-frustraties met een column over netneutraliteit. Gelukkig heeft de VVD besloten afstand te doen van het absurde voorstel dat telco’s hielp hun klanten op vreemde gronden extra geld af te troggelen. Maar afgelopen dinsdag (21 juni) ging er alsnog iets mis. De PvdA stemde per ongeluk in met een SGP amendement om internetfilteren ‘vanuit ideologische motieven’ toe te staan. Een ‘bugfix’ lijkt gelukkig onderweg.
Wat is er erg aan als aanbieders van het internet optioneel extra services aanbieden aan klanten? Daar kunnen klanten toch zelf voor kiezen? Wat betreft de meeste bedrijfstakken heeft de steller van die vraag wat mij betreft gelijk. Toch verdienen internetaanbieders (ISP’s) een speciale behandeling.
Het internet (informeel ‘de internets’) is een wereldwijd netwerk van computers. Een schematisch model, het OSI (Open Systems Interconnection), beschrijft hoe er communicatie van datapakketjes plaatsvindt via verschillende lagen (layers). Laten we doen alsof het internet een wegennetwerk is dat ik wil gebruiken om met de auto een afgedrukt artikel naar dr. X in Groningen te brengen:
De OSI-lagen:
1: De onderste, meest basale, laag is de fysieke laag. Vergelijk het met de fysieke wegen van het wegennet.
2: De tweede laag is de datalinklaag. Deze laag zorgt voor transport tussen verbindingen/schakels. Een verbinding is een stukje weg tussen twee kruispunten. Dankzij de datalinklaag kan ik daar overheen rijden.
3: De netwerklaag. Om naar Grunnen te rijden passeer je veel kruispunten en afslagen. Welke route neem ik? De netwerklaag is de TomTom. Die stuurt me bij ieder kruispunt de goede kant op.
4: De transportlaag. Je verwacht natuurlijk dat ik nu ‘automobiel’ ga zeggen. Nope. De publicatie bestaat uit een boel pagina’s die door een mooi plastieken mapje, als een pakketje, bijeen gehouden worden. Dit mapje is de transportlaag. De pagina’s blijven mooi bij elkaar en in de juiste volgorde.
5: De sessielaag. Ik ben met mijn mapje aangekomen op de RUG en klop op de deur bij dr. X. Hij herkent me: ‘Ha Joep! Daar ben je! Ik verwachtte je al.’. Omdat ik eerder contact had met dr. X weet hij waarom ik bij hem ben met het artikel. Hij begint meteen te lezen. De sessielaag zorgt voor de herkenning: waar hoort het pakketje bij?
6: De presentatielaag. Ik schreef mijn artikel in het Engels. Dr. X herkent de taal en vertaalt het in zijn hoofd automagisch naar het Gronings, zijn moerstaal. De presentatielaag vertaalt het pakketje naar de taal van de ontvanger.
7: De toepassingslaag. Dr. X gebruikt de inhoud van mijn artikel in zijn nieuwe onderzoek. De ontvanger kan de inhoud van het pakketje interpreteren in de toepassingslaag.
Als computergebruiker heb je een ISP nodig bij OSI layers 1, 2 en 3. 4 t/m 7 kunnen computergebruikers helemaal zelf.
Volgens evangelisten van netneutraliteit horen ISP’s zich ook niet te bemoeien met waar pakketjes naartoe gaan. Ze moeten ze gewoon de juiste kant op sturen. Ook gaat een ISP niets aan wat er in mijn pakketjes zit. Of er nu een artikel in mijn mapje zit of een stapel sudoku’s. Het is toch ook niet de taak van de postbode om briefpost op basis van adres of inhoud te beoordelen? Computergebruikers beschermen tegen ongewenste content kan bovendien beter met software op de computer zelf.
Door vreemde business models, censuur en afluisterbehoeftes komt de neutraliteit van het internet steeds meer onder druk. In zo’n geval kan het nodig zijn netneutraliteit bij wet te regelen.
ISP blijf in je OSI-layers!
En overigens blijf ik van mening dat de Radboud Universiteit niets hoeft te verbergen en nieuws niet achter slot en grendel hoort.