Van Faas Wilkes tot Gijp: waarom de sportbiografie steeds vaker scoort

25 feb 2019

Levensverhalen vol seks, drugs en criminaliteit. De sportbiografie van tegenwoordig kan niet persoonlijk genoeg zijn. Vroeger was dat wel anders. Wat is er veranderd? Op die vraag promoveert historicus Aad Haverkamp woensdag.

In de biografie over voetballer Faas Wilkes, uitgebracht in 1951, wordt de naam van zijn verloofde één keer zijdelings genoemd. Verkeerd gespeld, ook dat nog. ‘Illustratief voor de onverschilligheid waarmee biografen in die tijd het persoonlijk leven van sporters benaderden’, zegt historicus Aad Haverkamp. ‘Voor het privéleven van sporters was toen nog nauwelijks aandacht.’

Hoe anders is dat nu. Met biografieën over een coke snuivende Wim Kieft, een gokverslaafde Glenn Helder en een met zichzelf in de knoop zittende René van der Gijp is de sportbiografie persoonlijker dan ooit. De boeken worden bovendien zó goed verkocht, dat ze niet meer weg te denken zijn uit de bestsellerlijsten.

‘Het lijkt wel of de biografie van nu moet concurreren met sociale media’

‘Het lijkt wel of de biografie van nu moet concurreren met sociale media, waarop al zo veel intieme details worden gedeeld’, zegt Haverkamp. Hij promoveert volgende week op een cultuurhistorische analyse van een kleine honderd sportbiografieën, verschenen tussen 1928 en 2014. Een rode draad in zijn boek Biografieën in beweging: de steeds grotere openheid die sporters geven over hun leven – ook privé.

‘In een tijd van enorme economische belangen in de sport en media-trainingen van sporters, beantwoorden biografieën over sporters met een turbulent levensverhaal misschien wel aan een behoefte aan authenticiteit’, zegt Haverkamp. Boeken van sporters met een rafelrandje bieden tegenwicht aan de pratende maar niets zeggende voetballer die voor de camera’s van de NOS verschijnt.

Relativeren

Haverkamp beschrijft in zijn boek dat sporters tot de jaren zeventig vooral werden neergezet als figuren die met beide benen op de grond bleven staan. ‘Fanny Blankers-Koen, Abe Lenstra en de genoemde Faas Wilkes waren natuurlijk excellente atleten, maar hun status werd tegelijkertijd gerelativeerd door hun biografen.’

‘In het interbellum, maar ook  na de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland in wederopbouw was, klonken er vanuit de maatschappij geregeld kritische geluiden over de verering van sporters’, gaat hij verder. ‘De teneur was: waarom worden zij op een voetstuk geplaatst terwijl ze alleen maar hard kunnen rennen of rondjes rijden? Biografen hielden daar rekening mee en rechtvaardigden hun boeken door het nuchtere karakter van de sporters te benadrukken.’

Een belangrijke verschuiving die Haverkamp waarnam in de manier van schrijven over sporters vond plaats in de jaren zeventig, waarin onder andere Johan Cruijff furore maakte. Toen kwam er stilaan meer ruimte voor het beschrijven van het persoonlijk leven, maar ook voor geld en conflicten. ‘In deze periode deed iemand als Cruijff in de media geregeld uitspraken over zijn ambitie om miljonair te worden. Zulke uitspraken waren tot in de jaren zestig not done, zeker niet in biografieën.’

‘Biografen slechten steeds nieuwe taboes. Eerst was dat geld, nu zijn dat misstappen die sporters begaan’

Cruijff en zijn generatiegenoten begonnen bovendien iets van hun weelde te tonen aan het publiek: van vakanties in Ibiza tot woninginterieurs. Niet toevallig was dit de periode waarin roddelbladen als Story en Privé het levenslicht zagen.

In de jaren negentig maken sportbiografieën een nieuwe omslag. Ze bewegen mee in wat Haverkamp de ‘emotionalisering’ van de maatschappij noemt. ‘Het werd steeds meer gewaardeerd als sporters hun emoties toonden, zich kwetsbaar op durfden te stellen.’ Dat lees je bijvoorbeeld terug in hoe er over blessures werd geschreven: die werden steeds vaker gezien als mentale problemen die overwonnen moesten worden, in plaats van vervelende perioden die vanzelf voorbijgingen. Ook kwam er in de jaren negentig meer ruimte voor psychische problemen van atleten.

Taboes

Deze ‘emotionele’ fase ging rond het jaar 2005 over in de laatste fase die Haverkamp onderscheidt: die van de extreme openheid, het liefst in combinatie met verhalen over een leven vol seks, drugs en criminaliteit – het tijdperk van Gijp, Kieft en Helder. ‘Je ziet dat biografen door de tijd heen steeds nieuwe thema’s aansnijden waarmee taboes worden geslecht. Eerst was dat geld, nu zijn dat misstappen die sporters begaan – tot ervaringen in de gevangenis aan toe.’

Wat staat ons met die kennis nog te wachten in de toekomstige sportbiografie? ‘Het officiële antwoord is dat ik daar als historicus niks over kan zeggen’, lacht Haverkamp. ‘Maar het zou mij niks verbazen als er over niet al te lange tijd een biografie verschijnt over een voetballer die uit de kast komt. Michel van Egmond (schrijver van onder andere Gijp) heeft al aangegeven dat hij zo’n boek graag zou schrijven.’

En er zullen waarschijnlijk meer biografieën uitkomen over vrouwen. ‘Ruim 90 procent van de sportbiografieën die ik onder de loep heb genomen gaat over mannen’, zegt Haverkamp. Hij noemt zwemster Rie Mastenbroek, die op de Olympische Spelen in 1936 drie gouden plakken haalde maar over wie nooit een biografie is geschreven.

De belangrijkste verklaring voor het kleine aantal vrouwenbiografieën is dat de meeste biografieën over voetballers gaan – een sport waarvan de vrouwentak pas sinds kort wat aandacht krijgt. Haverkamp twijfelt er dan ook niet aan dat – nu de Oranje Leeuwinnen het zo goed doen – er straks óók boeken in de winkel zullen liggen over Lieke Martens en Jackie Groenen.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!