column

Dronken

22 jan 2021

Vox-redacteur Ken Lambeets doet mee aan Dry January. Op deze plek schrijft hij over zijn ervaringen. Vandaag: de lichamelijke versus de geestelijke kater.

“Niet zozeer lichamelijk, als wel geestelijk was ik een wrak na een kletsnatte avond”, vertelt hoofdpersoon en alcoholist Arthur Poolman in de roman Tonic van Ralf Mohren. In de recent verschenen opvolger Droogte, ditmaal non-fictie, schetst Mohren een eerlijk en genadeloos beeld van zijn vijftien jaar zonder alcohol: bezoeken aan de AA, een broos huwelijk, de confrontatie met het verleden. Ook als je droog staat, loopt het leven niet over rozen.

Die geestelijke katers herken ik uit een ver verleden. Van hoofdpijn of andere ontwenningsverschijnselen had ik nooit veel last en als dat wel zo was, trok ik naar buiten voor een lange wandeling. Maar erger was de confrontatie met de avond voordien, waarvan de film zich soms maar traag in mijn hoofd ontwikkelde – in het ergste geval ontbrak hier en daar een flard. Wat had ik allemaal verteld, wie had ik allemaal aangesproken? Zelfs tien jaar na dato heb ik nog wel eens last van plaatsvervangende schaamte, want zo voelde het: alsof iemand anders tijdelijk onder mijn huid was gekropen.

Ben je de eerlijkste versie van jezelf als je dronken bent? Van nature ben ik een timide, zelfs wat verlegen persoon. In mijn studententijd hielp een biertje wel eens om te ontspannen en een gesprek aan te knopen met anderen. ‘Voor de meeste mensen heeft alcohol iets nuttigs te bieden’, zei de Britse arts David Nutt onlangs in NRC, wijzend op de sociale voordelen van een glas alcohol. Dat had het ook voor mij: in studentenstad Leuven beleefde ik met drank in mijn lichaam legendarische avonden in studentenkroegen met de mensen die vandaag nog steeds mijn beste vrienden zijn.

Anders was het als ik echt te veel gedronken had. Dan kreeg ik wat te veel zelfvertrouwen, maakte ik opmerkingen die ik anders voor mezelf hield en werd ik zelfs vrijpostig. Eerlijker of niet, dat was niet de persoon die ik wilde zijn.

In het aanbevelingswaardige Ontwenning, waarin Leslie Jamison essays over schrijvers met verslavingen afwisselt met beschouwingen over haar eigen ontsporende drankgebruik, stelt ze dat drank tegelijk onthult en creëert. “De dronkenschap onthulde niet het zelf dat ik was […] maar een versie van mezelf die ik vreesde te worden.” Alsof er met elk glas een schil van jezelf wordt afgepeld, tot iemand overblijft die jouw goedkeuring helemaal niet kan wegdragen. Maar als je dat doorhebt, is het kwaad al lang geschied.

Afgelopen week volgde ik een Zoom-sessie voor deelnemers aan IkPas. Vanuit haar huisje in Frankrijk vertelde ervaringsdeskundige Petra Moes dat ze vroeger in plaats van één glaasje wijn altijd een hele fles dronk en dat naast stoppen met alcohol een hond in haar leven toelaten haar ‘beste beslissing ever’ was. ‘Het stoppen met drinken heeft me geleerd dicht bij mezelf te zijn, en dat is na al die tijd het meest waardevol’, zei Moes aan het einde van de avond, een opmerking die veel bijval kreeg van andere deelnemers in de chat.

Lichamelijk is Dry January nog altijd geen grote uitdaging, maar op geestelijk vlak heeft het me al heel wat gebracht.

Lees alle columns van Ken Lambeets

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!