Johan
Op de galerie-opening houden alle bezoekers hun glas champagne met een servetje vast. Ik heb dat nog nooit eerder gezien en begrijp het nut ook niet helemaal, maar als mij door een van de gastvrouwen een glas champagne wordt aangeboden, wikkel ik toch maar een servet om het steeltje. Het houdt in ieder geval de schijn hoog dat ik de regels ken.
‘Waar blijf je?’ SMS ik het vriendinnetje waarmee ik zou gaan.
‘Sorry, lekke band, kom zsm’, krijg ik terug.
Ik loop rond door de hoge ruimte en bekijk de werken met overmatige zorgvuldigheid. Ik wurm me door de groepjes bezoekers die geen oog lijken te hebben noch voor mij noch voor de doeken. Ze praten zacht en staan naar elkaar toe gebogen, alsof ze voortdurend plannetjes smeden.
Als mijn glas bijna leeg is, wordt mij een nieuwe aangereikt door een jongen die even verloren lijkt als ik. Ik besluit het servetje achterwege te laten en stel me voor.
‘Johan, aangenaam.’ Hij lacht vriendelijk.
Voor een moment ben ik opgelucht dat ik nu mijn eigen zacht-pratende formatie kan vormen, maar de opluchting blijkt van korte duur: Johan praat namelijk graag en exclusief over Johan. Hij is jazzpianist, en een hele goede als we hem zelf mogen geloven. Johan houdt niet van kaders, improviseert de muziek, nee, zijn hele leven bij elkaar en vindt zijn inspiratie in de grunge/punkrock scene van de jaren tachtig, de schilderijen van Rothko en Turner en de symfonieën van Wagner, let op, het vroege werk.
Hij vertrok naar Berlijn (‘want daar gebeurt het’), maar moest na een half jaar weer terug, want zijn geld was op.
‘Weet je, het publiek daar was gewoon nog niet klaar voor mij.’ Hij haalt zijn schouders op en kijkt langs mij heen naar de andere aanwezigen.
‘Sorry, ik moet even hoi zeggen.’ En weg is Johan.
Even later tikt buiten adem en verregend de vriendin op mijn schouders.
‘Wat zijn dit voor mensen,’ fluistert ze.
‘I know,’ zeg ik lachend, ‘zullen we gaan?’
Voordat ik de deur opentrek kijk ik nog even achterom en zie Johan beteuterd een servetje rondom zijn glas champagne vouwen, terwijl hij tegen de ruggen van het groepje mensen aankijkt waar hij waarschijnlijk hoi tegen wilde zeggen. Jammer voor Johan, het publiek is hier klaarblijkelijk ook nog niet klaar voor hem.