Na zes jaar gaat actieve student in hart en nieren Lucas Bloo zich op zijn medische carrière richten
-
Lucas Bloo. Foto: David van Haren
ZOMERINTERVIEW - Na zes jaar keert geneeskundestudent Lucas Bloo het actieve studentenleven de rug toe. De student kreeg afgelopen studiejaar een prijs overhandigd voor zijn inzet binnen de medische faculteit. ‘Het moet af en toe wrijven, want door wrijving krijg je glans.’
‘Willen jullie wat drinken? Koffie, thee, water… Chocolademelk?’, vraagt Lucas Bloo (24) wanneer fotograaf en auteur de kamer van de medische faculteitsvereniging binnenlopen voor het interview. Dat de afzwaaiend voorzitter van de facultaire studentenraad (FSR) van de medische faculteit over chocomelk begint is geen toeval. Mede door zijn toedoen keerde het drankje terug in de automaten van het studiecentrum van geneeskunde.
Hij lacht erom als hij het vertelt, omdat het een klein – maar concreet – voorbeeld is van waar de medezeggenschap goed voor is. Maar ook serieuzere thema’s hebben op het bordje van Bloo gelegen. Bijspijkeronderwijs voor medestudenten, vergoedingen van huisvestingskosten voor coassistenten én vergoedingen voor álle studenten die in het ziekenhuis stagelopen, om er maar een paar te noemen.
Onderscheiding
Al sinds het begin van zijn studie is Bloo actief binnen de faculteit: eerst als commissielid voor studievereniging MFVN, later één jaar als bestuurslid. Ook was hij twee jaar lid van de introductiecommissie van de opleiding. De afgelopen drie jaar maakte hij deel uit van de studentenraad van de Medische Faculteit, waarvan de laatste twee als voorzitter. En dan zijn alle aanstellings- en adviescommissies waar hij in plaatsnam daar nog niet eens in meegenomen.
Lucas Bloo is een actieve student pur sang.
Voor zijn harde inzet kreeg hij dit jaar een officiële studentonderscheiding uitgereikt namens de universiteit. “Omdat hij zowel actief is binnen de studievereniging als daarbuiten, wordt Lucas als een verbindende schakel gezien tussen de studenten en het bestuur”, motiveerde de universiteit de keuze voor de geneeskundestudent.
Waar komt die interesse in de medezeggenschap en het actieve studentenleven vandaan?
‘Ik vind het belangrijk om jezelf naast je studie te ontwikkelen. Want op de studie word je allemaal tot hetzelfde opgeleid: geneeskundige. Je specialiseert je uiteindelijk wel, maar ik vind dat je jezelf ook buiten de opleiding moet profileren.’
‘Daarbij vind ik de dingen die ik doe ook heel leuk. Studenten vertegenwoordigen ligt mij goed en ik ga graag de echte discussie aan over onderwerpen die belangrijk voor mij en mijn medestudenten zijn.’
Een van de belangrijkste dingen die jij als medezeggenschapslid voor elkaar hebt gekregen is het opzetten van een bijscholingstraject voor het vak Klinische Vraagstukken. Vertel, wat is dat?
‘Zo’n 1,5 jaar geleden kreeg de FSR signalen dat het slagingspercentage voor Klinische Vraagstukken, de grootste leerlijn binnen de Geneeskunde opleiding, daalde: op een gegeven moment slaagde nog maar zo’n 40 procent. Daardoor liepen steeds meer studenten een studieachterstand op.’
‘Hoge cijfers maken je niet meteen een goede arts: daar komt veel meer bij kijken’
‘De reden voor het zakken van het slagingspercentage was enerzijds dat de normering strenger was geworden. Anderzijds denken wij dat de nasleep van de coronapandemie nog zichtbaar was: in die tijd hebben studenten veel onderwijs digitaal gevolgd en wij denken dat dat ook gevolgen heeft gehad voor de kwaliteit ervan – al hebben we daar geen hard bewijs voor.’
‘We hebben een systeem opgezet waarbij ouderejaars met kleine “bijspijkergroepjes” van een paar uur per week studenten hielpen met het studeren voor hun tentamen. We zagen de slagingspercentages ten opzichte van de groep die niet meedeed aan het bijscholingsproject verdubbelen, en kregen ook positieve feedback van deelnemers. Dus we durven wel te spreken van een succes. Inmiddels hebben we al ruim honderd studenten geholpen.’
Dat is natuurlijk mooi voor die studenten. Maar moeten we niet kritisch zijn? Het gaat wel om het opleiden van artsen. Patiënten hebben liever een kundige arts naast hun ziekenhuisbed dan een die met de hakken over de sloot de opleiding heeft gehaald.
‘Ik begrijp die gedachte, maar er zijn natuurlijk kwaliteitseisen die gehaald moeten worden bij een examen. En uiteindelijk moet iedere student daaraan voldoen, of dat nou met een 6 of met een 9 is.’
‘Daarbij maken hoge cijfers je niet meteen een goede arts: daar komt veel meer bij kijken. Dat bedoelde ik ook met dat ik het belangrijk vind om jezelf naast je studie te kunnen ontwikkelen. De sociale omgang met anderen, empathie kunnen tonen of hoe je met een thema als diversiteit omgaat is ook allemaal belangrijk – je krijgt uiteindelijk de gehele maatschappij op bezoek in de spreekkamer. En die dingen leer je niet op de opleiding, maar wel bij verenigingen of maatschappelijke organisaties.’
‘Begrijp me niet verkeerd: ik heb ook liever dat alle studenten netjes hun onderwijs volgen, niet achterlopen en goede cijfers halen. Maar in de praktijk maken studenten soms – begrijpelijk – andere keuzes.’
Gaat het project in de toekomst verder?
‘Helaas niet. De financiering loopt binnenkort af. En ook bij ons op de faculteit moet bezuinigd worden. Maar gelukkig heb ik de resultaten wel nog kunnen presenteren op een groot medisch congres in Calgary, Canada. De reacties die ik daar kreeg waren erg enthousiast: Het project wordt zelfs door drie of vier Amerikaanse universiteiten overgenomen. Mogelijk krijgt ons project zo toch een vervolg.’
Recent sprak je je, samen met studentenvakbond AKKU, uit tegen het feit dat het Radboudumc geen stagevergoedingen voor alle studenten uitbetaalt. Dat zou – in het kort – tegen de cao ingaan. Het ziekenhuis houdt echter voet bij stuk. Hoe staat dat er nu voor?
‘Helaas zit de deur bij het ziekenhuis nog steeds potdicht. We zouden graag zien dat alle stagiaires uitbetaald worden, dat lijkt ons ook niet meer dan eerlijk. Maar dat zit er niet in. Momenteel ligt het vooral bij de vakbonden, die gaan kijken of er een juridische strijd aangebonden kan worden om de vergoedingen af te dwingen. Dat is jammer, want ik was er liever in goed overleg uitgekomen.’
Hoe kijk jij als lid van de medezeggenschap naar deze kwestie?
‘Het is een lastige kwestie. Wij interpreteren de cao gewoon heel anders dan dat het ziekenhuis dat doet. En blijkbaar is er wettelijk gezien niet één manier de juiste.’
‘Aan de andere kant, de cao-onderhandelingen zijn destijds op dit punt natuurlijk met een bepaald doel ingestoken: Namelijk om studenten die stage lopen, en dus niet altijd een bijbaan ernaast kunnen hebben, financieel te ondersteunen. Dat er over onderhandeld is, maar het Radboudumc besluit de boel na afloop anders te interpreteren, daar vind ik wel wat van.’
Voor buitenstaanders is de medische faculteit vaak een gesloten bolwerk. Herken jij dat ook?
‘In zekere mate wel. Al wil ik voorop stellen dat de studenten hier zich gewoon student van de Radboud Universiteit voelen.’
‘Maar het klopt, we zijn wel een beetje een eiland. Qua locatie liggen we sowieso los van de rest van de campus. En ook ons onderwijs en tentamens worden vanuit het onderwijsinstituut geregeld dat onder het Radboudumc valt, de hoogleraren werken in het ziekenhuis en stages en coschappen vinden voornamelijk in ziekenhuizen plaats.’
‘Het is ontzettend belangrijk dat studenten betrokken worden bij beslissingen die over hen gaan’
‘Ik had een tijd terug met enkele voorzitters van andere facultaire studentenraden een gesprek. Zij vertelden mij dat zij zomaar bij een hoogleraar, decaan of opleidingsdirecteur binnen kunnen lopen. Wij kunnen dat niet. Dat kan alleen op afspraak – een deel zit zelfs op gesloten kamers in het ziekenhuis. Dat zorgt helaas voor een grotere afstand tussen studenten en medewerkers, maar het is nu eenmaal hoe de hiërarchische structuur binnen het ziekenhuis werkt.’
Daarover gesproken, regelmatig komen er berichten in de media naar buiten over hoe het misgaat binnen die hiërarchie. In 2022 berichtte Vox uitgebreid over het aantal overuren dat geneeskundestudenten moesten maken en hoe de opleiding het niet eens was met de klachten van studenten. Hoe ervaar jij die hiërarchie?
‘Ik wil graag positief beginnen: er komt intern steeds meer aandacht voor thema’s als studentenwelzijn en hiërarchie. Maar feit blijft dat die structuur nu eenmaal ingebakken zit in de medische wereld en niet zomaar even veranderd kan worden. Dat merken wij als studentenraad ook wel.’
‘Ik wil mijn woorden zorgvuldig kiezen’, zegt hij verontschuldigend, waarna hij even pauzeert.
‘Wij hebben als FSR soms ook het gevoel dat we niet op ieder onderwerp even serieus worden genomen door het faculteitsbestuur. Dat merkten we ook bij het opzetten van het bijscholingstraject bijvoorbeeld. De opleiding was daar niet heel happig op, omdat het een zogeheten “schaduwcurriculum” zou kunnen creëren, of een “afstudeertrucje” zou zijn. Wij hebben meermaals om slagingspercentages gevraagd om de ernst van het probleem te kunnen onderbouwen, maar daar hebben we meer dan een jaar op moeten wachten. Je kan vast begrijpen dat dit voor irritaties over en weer zorgde.’
‘We zijn de afgelopen jaren als FSR fel geweest op onze inspraak en ons aandeel bij beslissingen. Dat hebben we, nu ik zo terugkijk, ook misschien niet altijd op de meest tactische wijze gedaan. Maar het moet af en toe wrijven, want door wrijving krijg je uiteindelijk glans. Het is ontzettend belangrijk dat studenten betrokken worden bij beslissingen die over hen gaan.’
In het juryrapport staat dat jij “er met een scherp oog in slaagt om de belangen van studenten te vertegenwoordigen, zelfs als dat betekent dat je tegen de stroom in moet gaan”. Is dat niet heel vermoeiend dan, als je tegen die hiërarchische structuren aanloopt?
Lachend: ‘Ja, zeker was dat af en toe vermoeiend.’
Op serieuze toon: ‘Het studentenperspectief en het perspectief van de opleiding of het Radboudumc zitten simpelweg niet altijd op één lijn. Als FSR hebben wij indirect inspraak op – bijvoorbeeld – examenregelingen. Maar wij krijgen een wijziging in dat regelement pas voorgelegd als het al helemaal door de opleiding is goedgekeurd en op het punt staat om ingevoerd te worden. Wij kunnen dan als studentenraad wel zeggen dat we iets niet willen, maar het proces is al bijna ten einde. Dan krijgen we wel eens te horen dat we bewust het proces proberen te remmen of lastig willen zijn.’
‘Ik denk dat het goed is dat na verloop van tijd ergens een frisse wind gaat waaien’
‘Dat vind ik jammer, omdat de toon dan al snel onvriendelijk wordt. Maar aan de andere kant is dat ook wel waar de medezeggenschap voor is. Het hoeft niet altijd te gaan over de chocomelk in de koffieapparaten.’
Is er nog hoop voor de toekomst van de medezeggenschap binnen geneeskunde voor je, nu jij weggaat?
‘Natuurlijk wel. Ik denk dat het goed is dat na verloop van tijd ergens een frisse wind gaat waaien, ook binnen onze FSR. En de adviseur van de UMC-raad zit gelukkig overal scherp bovenop.’
‘Maar ik vind de huidige structuur van de medezeggenschap binnen de faculteit wel ouderwets. We hebben een reactieve medezeggenschap: het opleidingsbestuur maakt een plan en als er al iets helemaal goed en wel uitgedacht op papier staat, krijgen wij de kans om te reageren. Als wij het dan ergens niet mee eens zijn, dan sta je al direct lijnrecht tegenover de opleiding. Dat vind ik zonde.’
‘Liever zie ik dat de medezeggenschap al vanaf moment één betrokken wordt bij toekomstige plannen. Dat meteen duidelijk is wat het idee van de opleiding is en dat we meteen input kunnen leveren. Dat is échte medezeggenschap.’
Hoe zien jouw komende studiejaren er uit?
‘Ik ga binnenkort mijn laatste coschap chirurgie op Sint Maarten volgen (dit interview vond plaats voor de zomer, red.). Dat duurt een groot deel van de zomer. En als ik terugkom hoop ik af te studeren en daarna als ANIOS (arts niet in opleiding, red.) binnen de chirurgie te starten. Dat vind ik persoonlijk het meest interessante vakgebied binnen geneeskunde, omdat je vaak meteen resultaat krijgt op de ingreep die je uitvoert.’
Met een knipoog: ‘Heel wat anders dan hoe de medezeggenschap in de praktijk werkt dus.’
‘Bij chirurgie is er veel contact met patiënten en werk je bij operaties samen in een team. Het zal nog een lange weg worden om chirurg te worden, maar ik kijk er naar uit om aan de slag te gaan.’
‘Uiteindelijk wil ik graag de oncologische chirurgie in, omdat de communicatie naar de patiënt toe daarbij heel belangrijk is. Je moet de tijd nemen en nadenken over hoe je dingen brengt. Het zal je vast niet verrassen, maar dicht op de mensen staan, dat spreekt mij aan.’