‘Ik ben niet racistisch.’ Of wel?
Niemand anders dan jijzelf weet beter wat er in je omgaat. Dat lijkt een logische aanname, maar is dat wel zo? Wie ben jij werkelijk? En wat gebeurt er als je gedrag en dat wat je over jezelf denkt te weten (te) ver uit elkaar lopen? Zomaar wat vragen die gisteren centraal stonden tijdens de filosofieworkshop van het Soeterbeeck Programma. Vox schoof aan in de statige Marijnenkamer van Huize Heyendael. Een stevig filosofisch debat is na een lange studie- of werkdag voor dit gemêleerde gezelschap geen sinecure. Daarom steekt debatleidster Fleur Jongepier, promovenda cognitiefilosofie, meteen van wal met een actueel voorbeeld: de inmiddels bekende Zwarte Piet-discussie. Eigenlijk kan de onderzoekster wel begrip opbrengen voor de tegenstanders van deze kindervriend. Jongepier: ‘Veel Nederlanders denken te weten dat racistische motieven geen rol spelen bij hun voorkeur vóór een getinte Zwarte Piet. Ik ben niet racistisch, zeggen én denken ze. Maar hoe goed kennen zij zichzelf?’ Jongepier schetst het spanningsveld tussen ons gedrag en onze impliciete gedachte. Het is bekend dat mensen niet altijd zeggen wat ze denken en vermoedelijk weten mensen niet altijd wat ze denken. Zo blijkt uit onderzoek dat dertig procent van de blanke mensen meer afstand van een getint persoon neemt in de lift als zij deze samen delen, terwijl zij zeggen dit niet te doen. Voorkeur Tijd dus om de proef op de som te nemen. De Impliciete Associatie Test (IAE) – ontwikkeld door Harvard – meet impliciete attitudes en overtuigingen van mensen. Hierbij moet je zo snel mogelijk reageren op bepaalde woorden die op het computerscherm verschijnen. De uitslag is confronterend: zowel de onderzoekster als uw verslaggever blijken een voorkeur te hebben voor de blanke huidskleur boven het gekleurde gezicht. En dat terwijl wij beiden denken geen rassenonderscheid te maken. Hoe kwalijk het eigenlijk is dat onze impliciete en expliciete attitudes conflicteren, wordt niet geheel duidelijk. Daarover is simpelweg te veel discussie binnen de groep. Enkele deelnemers nemen een doodlopend zijpad, dat ons uiteindelijk brengt bij een debat over het nut van Oosterse filosofie. Zonde. Gelukkig keren we snel terug naar een andere belangrijke vraag: wat kun je doen om je werkelijke ‘ik’ beter in evenwicht te houden? Jongepier is er van overtuigd dat zelfkennis een actieve houding vereist. Probeer jezelf van een afstandje te bekijken. Lees eens literatuur die ingaat tegen je ongewillige voorkeur. Of glimlach eens naar ouderen wanneer je weet dat je eigenlijk meer hebt met jongere mensen. Maar dat dit niet makkelijk is, blijkt wel uit het feit dat slechts de helft van de groep aangeeft zichzelf (nu wel) te kennen. Cognitiefilosofie blijft interessante stof tot nadenken. / Jens Pauw