Als de duisternis valt, nemen steenmarters, muizen en vogels de campus over

29 apr 2019

Je bent je er misschien niet dagelijks van bewust, maar de universiteitscampus is ook het territorium van allerlei dieren. De ene soort wordt beschermd, de andere met man en macht bestreden.

Wie wil weten welke bijzondere dieren er zoal wonen op de universiteitscampus, moet bij Ferry Soetekouw van het Universitair Vastgoed Bedrijf (UVB) zijn. Als projectmanager voor de herinrichting van het bos rond het Berchmanianum, was het zijn taak in kaart te brengen welke soorten daar rondlopen, -vliegen en -kruipen.

We spreken af bij het Elinor Ostromgebouw voor een dierentour over de campus. Maar voordat we op pad gaan, moet Soetekouw even een telefoontje plegen. ‘Kun je de ladder alvast klaarzetten?’ vraagt hij een collega die bij de Houtlaan is. ‘Ik heb de ecoloog beloofd dat ik een kijkje ga nemen bij de steenmarters.’

‘Er vliegen hier verschillende soorten vleermuizen: de dwerg, de rosse en de laatvlieger’

De inventarisatie van dieren in het bos was een vereiste om vergunningen te krijgen voor de werkzaamheden op de campus. ‘We moesten weten met welke soorten rekening te houden bij de nieuwbouw van de faculteit voor sociale wetenschappen, de aanpassingen van het Berchmanianum en de herinrichting van het bos.’ Op de Willem Nuyenslaan, die langs het bos loopt, staat Soetekouw stil. Hij pakt zijn telefoon en scrolt door het lijvige document dat ecologen maakten over alle dieren in het gebied. ‘Er zijn hier natuurlijk spreeuwen, mussen en merels, maar daar hoeven we geen speciale maatregelen voor te treffen.’ Een greep uit andere soorten in het bos: de alpenwatersalamander, de vos en de uil.

Vleermuizen

Vanaf de bosrand wijst Soetekouw naar de onopvallende kastjes, een paar meter hoog in de bomen. Het zijn verblijven voor vleermuizen. ‘Er vliegen hier verschillende soorten: de dwerg, de rosse en de laatvlieger.’ Het is lastig in te schatten wat vleermuizen precies nodig hebben, legt Soetekouw uit. Dat gold bijvoorbeeld bij het plaatsen van de kastjes: ‘Het is geen exacte wetenschap. Je kunt niet met zekerheid zeggen welke plek ideaal voor ze is.’

Soetekouw slaat linksaf richting het Berchmanianum. Rechts zien we een houten insectenhotel hangen op een paal in een omgeploegd veld. ‘Het ziet er nog kaal uit, maar hier komt straks een bloemenveld.’ Het hotel is zo ingericht dat het deze lente en zomer een aantrekkelijk viersterrenonderkomen is voor allerlei soorten insecten: van bijen en vlinders tot lieveheersbeestjes en oorwurmen.

Terwijl deze insecten gekoesterd worden, worden vlakbij, rond het Pieter Bondamplein, voorbereidingen getroffen ter bestrijding van een klassegenoot. Een insect dat grote overlast kan veroorzaken en daarom actief wordt bestreden: de wesp. De eerste zogeheten ‘waspinvallen’ worden begin april geplaatst. Het is belangrijk ze vroeg neer te zetten, zodat wespenkoninginnen erin vliegen en geen nieuwe nesten kunnen stichten.

Muizenval

Van alle ongedierte vraagt echter niet de wesp, maar de muis die in universiteitsgebouwen vertoeft de meeste tijd van zijn bestrijders. ‘Een muis kan door elk gaatje waar je een potlood doorheen kunt steken. Het diertje heeft bovendien maar drie tot vijf gram voedsel per dag nodig om te overleven. Op de universiteit mag overal gegeten en gedronken worden. Deuren en ramen gaan open en dicht.’ Ingrid Roelofsen, contractbeheerder Schoonmaak, afval en ongediertebestrijding voor het UVB, somt de naakte feiten op. Ze wil er maar mee zeggen: de universiteit is een ideale omgeving voor de muis. In de praktijk bestrijd je muizen het effectiefst door afval en etensresten niet te laten slingeren. Daar kunnen studenten en medewerkers bij helpen door afval in de afvalbakken te gooien.

Een van de manieren waarop muizen in drukbezochte gebouwen worden gevangen, is met de zogeheten ‘radar’: een witte plastic buis op de grond, met daarin bewegingssensoren die afgaan als er een muis doorheen trippelt. Dan klappen de rode kleppen aan de uiteinden dicht en kan de muis niet meer ontsnappen. Vervolgens komt CO2 vrij, waardoor de muis buiten bewustzijn raakt en vervolgens sterft.

We zetten weer koers richting het Berchmanianum, door het bos. Rechts loopt een pad dieper het bos in, maar dat is afgezet. Dit stukje campusnatuur is omheind, omdat er een haviksnest is gespot. ‘In februari, maart en april moet het rustig zijn rondom het nest, zodat de havik kan broeden als zij dat wil’, zegt Soetekouw.

‘Het was hier één grote bende van uitwerpselen en troep van de steenmarters’

Aan de rand van het ‘haviksbos’ staat ook een speciaal ingericht onderkomen voor de steenmarters die ecologen aantroffen. Die hadden zich onder meer de zolder toegeëigend van een bijgebouw van het Berchmanianum, aan de Houtlaan 2. ‘Vroeger waren daar appartementen van de paters.’ Nadat die waren vertrokken, namen de steenmarters hun intrek.

Nu is op de begane grond een fietsenstalling. Soetekouw pakt de ladder die voor hem is klaargezet, opent een houten luik in het plafond van de stalling en klimt naar boven, de zolder op. ‘Het was hier één grote bende van uitwerpselen en troep van de steenmarters’. Hij loopt door de stoffige, donkere ruimte onder het dak. De ruimte is vorig jaar gesaneerd, maar de steenmarters zijn nog welkom. Er staat een speciaal ingerichte houten box met glas- en steenwol waarvan de dieren gebruik kunnen maken. Ferry Soetekouw zoekt naar sporen, maar de steenmarter lijkt zijn weg naar boven sinds de verbouwing niet meer te hebben gevonden.

Ook buiten op de parkeerplaats zijn maatregelen genomen voor de dieren op de campus. Soetekouw wijst naar de straatlantaarns. ‘We gebruiken nu ledlicht dat omlaag straalt, in plaats van omhoog. Dat is beter voor de vleermuizen. En wij hebben toch alleen beneden licht nodig.’

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!