Elf vrouwelijke onderzoekers krijgen morgen een Frye-stipendium, een jaarlijkse beurs van 3500 euro. De beurs is bedoeld om onderzoek te doen in het buitenland. Maar is het wel genoeg?Foto: creative commonsStefanie Ramachers: ‘Samenwerken met Duitse onderzoekers’. Onderzoeker en docent bij Duitse taal en cultuur Stefanie Ramachers ziet de subsidie als een opstapje, een blijk van waardering dat ze op de goede weg is. ‘Dat professor X wellicht een subsidie krijgt van miljoenen euro daar gaat het hier niet om.’ Ramachers is blij met het geld en wil het na haar promotie inzetten voor een verblijf aan de universiteit van Keulen. ‘Daar doen zich vast interessante samenwerkingsmogelijkheden voor met mensen die ik anders niet zo gauw zou ontmoeten.’ Ramachers onderzoekt hoe Roermondse baby’s en peuters de Limburgse zangerige manier van praten aanleren. ‘Het grappige is dat het dialect in Keulen vergelijkbaar is met de Limburgse dialecten die ik nu bestudeer. Eén en hetzelfde woord kan afhankelijk van de toonhoogte verschillende betekenissen hebben. Ik zou mijn experiment met baby’s in Keulen kunnen herhalen. De draagbare apparatuur heb ik al.’ Met de 3500 euro wil ze haar verblijfskosten betalen en de vergoedingen voor de proefpersonen die meedoen aan haar onderzoek. Ze verwacht dat ze met het bedrag redelijk ver mee kan komen. Marjolein Jongbloed-Pereboom: ‘Sparren met dé expert’ Neurowetenschapper Marjolein Jongbloed-Pereboom wil voor haar onderzoek nagaan wat de invloed is van motorische taken op kinderen die te vroeg zijn geboren. In Hong Kong University zit dé expert op dit gebied, Rich Masters, die zij in de herfst gaat opzoeken. Het stipendium wordt ingezet om de reis- en verblijfskosten (maximaal twee weken) te betalen. ‘Maximaal twee weken is genoeg, ik ga er vooral heen om mijn data met hem te bespreken.’ Het stipendium wil een aanmoedigingsprijs zijn, en dat lijkt bij haar te werken. ‘Mijn ontmoeting met Rich Masters zal zeker een stimulans zijn. Naast het bespreken van de data, gaan we ook praten over verdere onderzoeksplannen.’ Berber Pas (2010): ‘Deuren open in Oxford.’ En, was het stipendium inderdaad de aanmoediging die het belooft te zijn? Bedrijfskundige Berber Pas, die in 2010 in de prijzen viel, is met de beurs in totaal vijf weken weggeweest; naar Oxford, de VS en Canada. Bij de aanvraag van de beurs ligt er teveel tijdsdruk op, blikt Pas terug: in een jaar of anderhalf moet het geld zijn benut, wat voor jonge vrouwen, vaak met jonge gezinnen, niet haalbaar is.‘Ik zou iets meer flexibiliteit willen bepleiten, gelukkig heb ik dat met mijn eigen afdeling goed kunnen regelen.’ Ook zet ze kanttekeningen bij de beloftes die je moet doen als je zo’n stipendium in de wacht wil slepen. ‘Dan willen ze weten hoeveel papers je gaat schrijven, maar zo werkt dat in ons vakgebied niet. Het is al mooi dat je de eerste contacten kunt leggen, en dan moet je afwachten wat eruit komt.’ Het stipendium heeft gedaan wat het voor haar moest doen. ‘Er zijn een aantal deuren opengezet. Omdat ik de beurs kon meenemen, hebben ze in Oxford tijd voor me kunnen maken. Dat lukt je anders niet zo gemakkelijk.’ Daniëlle Bruggeman (2012): ‘Frisse blik op mijn eigen werk’. Bruggeman zit nog met een jetlag thuis. Ze is back home van twee maanden New York. Ze kreeg de Frye-stipendium vorig jaar en heeft er haar verblijf bij het Fashion Institute of Technology mee betaald. Althans, de vliegreis en de woonruimte. Daarna was het geld wel op. ‘New York is ontzettend duur dus ik was wel wat meer kwijt.’ Bruggeman bekijkt hoe je met mode en kleding je identiteit kunt vormgeven. En het New Yorkse modeinstituut is het ‘walhalla’ als het gaat om onderzoek naar mode. ‘Ik heb daar mastercolleges gevolgd en mijn eigen onderzoek gepresenteerd tijdens een gastcollege.’ De nieuwe contacten met andere Europese en Amerikaanse mode-onderzoekers beschouwt ze als de grootste pré van haar avontuur. ‘Het heeft me een nieuwe frisse blik gegeven op mijn eigen werk’. / Paul van den Broek, Martine Zuidweg