Dwarsdenker René ten Bos: ‘Wie gezond is, heeft helemaal niks te vertellen’
-
René ten Bos. Foto: Johannes Fiebig
ZOMERINTERVIEW - Het nieuwe boek van René ten Bos gaat over dogmatiek en tegenspraak. De hoogleraar filosofie schrijft volop over gezondheid, terwijl hij zelf te maken kreeg met kanker. Een jaar voor zijn pensioen praat hij uitgebreid over zijn bevindingen.
‘Ik voel weinig drempels. De grens is een transitzone, en nooit, ik herhaal nooit, een obstakel.’ Twintig jaar geleden sprak filosoof René ten Bos (1959) deze woorden uit in Vox, vlak voor zijn oratie als hoogleraar Filosofie van de managementwetenschappen. Inmiddels staat Ten Bos één jaar voor zijn pensioen. Recent verscheen het boek ‘Het Laatste Woord. Twijfelen aan zekerheden’ waarin hij schrijft over scepsis, dogmatiek en de filosofie van gezondheid.
Zelf kreeg hij te maken met een levensbedreigende ziekte: kanker. Vox sprak met hem over machten en tegenkrachten, over de saaiheid van gezondheid, over scepsis en wappies, en over zingeving in wetenschap.
Gezagspositie
Op het terras van het CultuurCafé begint René ten Bos te lachen als hij het woord ‘gezagspositie’ heeft uitgesproken. Een vriend vroeg hem of hij niet bang was dat hij zijn gezagspositie zou verliezen nadat hij in coronatijd was verschenen in een programma van Café Weltschmerz. Dat mediaplatform heeft een controversieel karakter omdat er geregeld mensen met een tegendraadse mening aanschuiven, waaronder complotdenkers en tegenstanders van vaccinaties.
Maar dus ook de tegendraadse René ten Bos. ‘Ik wist niet eens dat ik een gezagspositie had. Het laatste waar ik me zorgen over maak, is dat ik deze verlies. Als mensen mij uitnodigen dan kom ik. Daar ga ik niet allemaal eisen aan verbinden. En de gemiddelde kijker van Café Weltschmerz vindt mij veel te gematigd en naïef.’
‘Vooral in tijden van crisis is men al snel klaar met het gelul’
Ten Bos werd uitgenodigd naar aanleiding van zijn kritiek op het coronabeleid in Nederland en het boek ‘Coronastorm’ (2020) dat hij daarover schreef. Destijds zei hij daarover tegen Vox: ‘Als iedereen het met elkaar eens is, gaat het mis. Als filosoof móet je daar gaatjes in proberen te schieten.’
Ten Bos, twinkelende ogen, een tatoeage op de arm, benadrukt dat hij in gesprek wil met iedereen. Hij is een veelgevraagd spreker, mede omdat hij nooit een blad voor de mond neemt, niet verlegen zit om oneliners, geestig kan vertellen en niks verbloemt, ook zijn Twentse afkomst niet. Ten Bos laat zijn seizoenskaart van FC Twente zien en foto’s van hem op de tribune.
Dogmatiek
De dogmatiek die geen tegengeluid verdraagt en mensen die het laatste woord willen hebben, zijn belangrijk thema’s in zijn nieuwe boek. Ook nu de coronastorm is gaan liggen, blijven er nog genoeg dogma’s over om gaatjes in te schieten, aldus de filosoof die van 2017 tot 2019 Denker des Vaderlands was.
‘Vooral in tijden van crisis is men al snel klaar met het gelul. Rutte wilde niet praten met relschoppers. Merkel wilde een einde aan die Öffnungsdiskussionsorgien, waarmee ze dus ook de discussie afkapte. En dat zijn dan democratische politici. Maar politiek gaat juist over praten. Instituties zijn discursieve constructen, die houd je kletsend bij elkaar. Op het moment dat bepaalde vormen van spreken buitengesloten worden dan verzwakken die instituties.’
‘Ik denk dat ieder biologisch lichaam, om even een metafoor over gezondheid te maken, af en toe een fikse optater nodig heeft waardoor het sterker wordt. En ik denk dat wetenschap ook zo’n optater nodig heeft in de vorm van tegenspraak. Zonder tegenspraak gaat de auto-immuniteit naar de kloten. Ik schrijf dat in de bedompte lucht van dogmatische structuren af en toe wat frisse lucht moet worden geblazen zodat die structuren, en instituten, sterk blijven.’
‘Ik heb mezelf nooit graag in een keurslijf laten dwingen’
Scepsis is al lange tijd een interesse van Ten Bos. ‘Al sinds mijn boek ‘Dwalen in het Antropoceen’ uit 2017 ben ik bezig met de rol van scepsis in de wetenschap en de politiek. Scepsis als competentie, als de lust tot tegenspraak, in navolging van de Duitse filosoof Odo Marquard. Dat verdwijnt in tijden van crisis, dan wordt het gesprek stopgezet. Wie in coronatijd nog wel van zich lieten horen waren de Don Quichottes, de wappies, de egoïstische antivaxers. Ik ben weggezet als antivaxer, terwijl ik me toch netjes heb laten vaccineren. Maar ik heb ook bedrijfsethiek onderwezen. En als er één bedrijf was dat ik in die hoek vaak op negatieve manier ben tegengekomen was het de farmaceut Pfizer. Ik heb dus helemaal geen reden om Pfizer te vertrouwen als ze zeggen dat ze een vaccin gaan ontwikkelen. Dat maakt me nog geen antivaxer.’
Had je last van die kritiek? Kreeg je minder mediaverzoeken?
‘Ik had daar wel last van ja, maar mensen zijn kort van memorie. Nu is het weer heel druk. Ik moet ook zeggen dat de toenmalige rector Han van Krieken mij en Ira Helsloot (Nijmeegse hoogleraar bestuurskunde die ook kritiek had op de lockdown, red.) de hand boven het hoofd hield in een interview en zei dat wij gewoon ons werk deden. Dat was wel prettig.’
Ten Bos is een voorstander van tegenspraak, maar heeft begrip voor wie zich ervan onthoudt. ‘Misschien had ik het ook anders gedaan als ik 25 jaar jonger was en net kinderen of een flinke hypotheek had. Nu heb ik wat Marquard Schandmaulkompetenz noemt. Je durft je bek open te trekken omdat je de consequenties niet meer vreest. Ik ken de consequenties voor anderen niet, maar ik heb mezelf nooit graag in een keurslijf laten dwingen.’
Ten Bos verklaart zijn opstandigheid uit zijn achtergrond, het stuurde zijn loopbaan. Zijn vader was een Twentse arbeider. ‘Ik was vroeger diehard anarchist en communist, ik had een hekel aan rijke stinkerds. Dat heb ik niet meer zo. Mijn vader had een pokkenhekel aan zijn baas. Dat nam ik over, maar later ging ik me van de weeromstuit toch weer interesseren voor die managers. Nu dreigt het trouwens erg psychoanalytisch te worden.’
Het leidde uiteindelijk tot de leerstoel Filosofie van de managementwetenschappen. Hij ziet het als zijn taak om als filosoof kanttekeningen te plaatsen bij al te dogmatisch managementdenken. ‘Je hoeft niet tegen managers te zijn om tegen management te zijn’, zegt hij. ‘Het is een enorm dominante beroepsgroep geworden en ik probeer hun denken te doorgronden. Ik ben geïnteresseerd in de macht van managers en ook in hun onmacht. En het narcisme. Dan hoor je ze zeggen dat ze tevreden zijn dat ze zichzelf ’s ochtends in de spiegel aan kunnen kijken. Dat moet je nu precies niet zeggen. Het gaat er niet om dat je aan jezelf verantwoording aflegt, maar aan de gemeenschap die je dient. Wat interesseert het mij nou dat jij een goed geweten hebt?’
‘Rusland wordt op allerlei manieren gekortwiekt en een ander land dat zonder enige terughoudendheid een slachting teweegbrengt, daar doen we niks mee’
‘Het Laatste Woord’ gaat ook over taal. ‘De staat, de macht, heeft altijd geprobeerd de taal te versoberen’, aldus Ten Bos. ‘“L’etat c’est moi” of “Niet links, niet rechts, maar rechtdoorzee”. Met slogans is het moeilijk tegenspraak te genereren. Wie twijfelt moet mooi spreken, maar wie zeker weet wat hij doet, heeft geen behoefte aan het verfraaien van taal. Op het moment dat dingen klip en klaar zijn, verdwijnt de eloquentie.’
Hier op de universiteit gebruiken bestuurders vaak ook veel woorden als ze bezuinigingen aankondigen of Palestinademonstranten te woord staan.
‘Omdat het college van bestuur ook wel weet dat die studenten gelijk hebben. Dat zie je net zo goed in het voetbal. Het bestuur gaat omfloerste woorden, wendingen en kronkelende taal gebruiken op het moment dat het op een fout betrapt wordt. Als er iets niet klopt, dan kan het college dat eigenlijk niet goed verdedigen.’
‘We meten met twee maten nu, vanwege belangenafwegingen. Rusland wordt op allerlei manieren gekortwiekt en een ander land dat zonder enige terughoudendheid een slachting teweegbrengt, daar doen we niks mee.’
‘Hoe en waarover er wordt gecommuniceerd houdt me wel bezig. Kijk, de overheid gebruikt propaganda om het juiste gedrag teweeg te brengen van haar burgers. Het gaat er niet om wat mensen geloven, orthodoxie, maar om wat ze doen: orthopraxie. Ik wil nog even benadrukken dat ik niet tegen dogmatiek ben. Ik ben vader, ik vind het belangrijk dat kinderen wat leren op school, ik werk voor een dogmatisch instituut, dus ik snap waar propaganda voor nodig is.’
Kun je ook niet zeggen dat onderwerpen zoals de klimaatproblematiek best wat propaganda kunnen gebruiken?
‘Ja, maar tegelijkertijd merk je dat het linkse verhaal de mensen de strot uitkomt. Daar kan je niks aan doen. Dat draagt bij aan de kloof die er is tussen volk en academie. Ik kom op de universiteit veel studenten tegen die zich zorgen maken over inclusie, gender, diversiteit en duurzaamheid. Maar als ik naar mijn stamcafé in Utrecht ga, dan vinden ze die onderwerpen maar gek. Elkaar niet willen of kunnen horen, dat is een probleem in onze samenleving.’
‘Misschien hebben de klimaatwetenschappers betere propaganda dan de biodiversiteitswetenschappers. Het IPCC die zich met klimaatverandering bezighoudt is veel bekender dan de IPBES die zich met biodiversiteit bezighoudt. Het kan zijn dat het is omdat het weer zo belangrijk is voor mensen’’

“Mijn boek laat zich lezen als een pleidooi voor idiotie”, schrijft Ten Bos in het laatste hoofdstuk. Hij is geïnteresseerd in “het eigenzinnige, het onbeleerbare en het afwijkende”. Daar horen mensen bij die kritische vragen durven te stellen over dogma’s zoals efficiency, klimaatproblematiek, maar bijvoorbeeld ook gezondheid. Met veel enthousiasme introduceert Ten Bos in zijn boek het gedachtegoed van de ‘irritatiekunstenaar’ Gottfried Benn. De Duitse arts en dichter schreef over bionegativiteit, over mensen die helemaal niet gezond willen zijn en hoe vaak dat kunstenaars zijn. Ten Bos: ‘Die drinkebroers en idioten interesseren mij.’
‘Ziek zijn is afwijken, en zodra iets afwijkt ontstaan er mooie verhalen. Wie gezond is, heeft helemaal niks te vertellen. Ik zit in een relatie die onproblematisch verloopt. Een vriendin zei een keer tegen mijn vrouw: je bent saai geworden sinds je met René bent. Wij hebben inderdaad niks te vertellen, utterly boring.’
Darmkanker
Het werd minder saai toen Ten Bos werd gediagnosticeerd met darmkanker. Hij beschrijft het niet in het boek, maar vertelt er luchtig over. ‘Als puntje bij paaltje komt, ben ik niet zo’n tegenspreker. Ik heb netjes gedaan wat de dokter zei. In mijn patiëntendossier stond dat ik een uiterst vriendelijke en gezeglijke patiënt was. Je krijgt bijzondere gesprekken tijdens zo’n ziekte. Mensen hebben medelijden om wat je moet doorstaan en ik kan je zeggen dat het geen pretje was, maar het viel reuze mee. En er zijn ook mensen die aan leedconcurrentie doen, die komen dan zelf met een sterker verhaal.’
‘Waar ik achter ben gekomen is dat heel veel filosofie in wezen om gezondheid draait. Een van de meest bruikbare definities van gezondheid is dat het een precaire toestand is die alleen maar verder kan verslechteren. Dat is trouwens een definitie van filosoof Hans Blumenberg, dat je niet denkt dat ik dit allemaal zelf verzin.’
‘Gezondheid is veel te belangrijk om alleen aan dokters over te laten’
De kanker is weggesneden en de hoogleraar is schoon, zoals dat wordt genoemd. Dat heeft er niet voor gezorgd dat hij zijn leven drastisch heeft veranderd. ‘Mensen in mijn omgeving vroegen mij ook of ik ging stoppen met drinken omdat ik die kanker heb gehad. Dat doe ik dus niet – hoewel mijn drankgebruik reuze meevalt overigens, ik heb nog steeds een gezonde lever werd tijdens mijn behandeling geconstateerd – want ik vind het af en toe lekker en gezellig.’
‘Het ongezonde levert mij dus iets op. Het heeft geen zin je af te vragen waarom je iets overkomt. Het is contingentie, niet met zekerheid te voorspellen. Bij medici zie je vaak die dogmatiek. Als mensen uit naam van iets spreken dan willen ze het laatste woord en geen tegenspraak. Managers spreken uit naam van efficiëntie, medici uit naam van gezondheid. Maar gezondheid is veel te belangrijk om alleen aan dokters over te laten. Dat zag je bij de lockdown waar besmettingscijfers leidend waren, er alleen naar bepaalde dokters werd geluisterd en er geen oog was voor alle andere gevolgen van het op slot zetten van een samenleving. Je kunt ook de vraag stellen hoe gezond een samenleving is die totaal geobsedeerd is door gezondheid. Als we ieder vlekje willen vermijden, dan krijgen we een hele nare, smetvreesachtige samenleving.’
Hoe zit dat dan met geestelijke gezondheid? Zijn we daar ook te veel mee bezig?
‘Als je een burn-out hebt is dat heel akelig. Dat trekt alle energie uit je lichaam, maar ik ben geneigd te zeggen dat dit een volkomen normale en verstandige reactie is op een krankzinnig geworden arbeidssysteem. En ik waarschuw managers in lezingen en studenten in colleges: als jij in een functie komt waar je dingen moet doen die jou heel erg tegenstaan, hou er dan mee op.’
‘Als de wereld absurd is – daar zit het Latijnse woord surdus in, dat doof betekent – dan is het doof voor je wensen. De werkelijkheid schikt zich namelijk niet naar je wensen. Dan proberen een samenleving daar betekenis en zingeving tegenin te brengen. Wetenschap moet dan zingeving bieden. Dat is geen andere rol dan die geboden wordt door godsdienst, kunst, mythes of poëzie.’
‘Maar de wetenschap zit juist met het probleem dat de scheiding tussen zijn en moeten, tussen kennis en ethiek, aan het verdwijnen is. Het feit produceert een norm. Als de wetenschap vaststelt dat suiker slecht voor je is, ontkomt het er bijna niet aan om er een norm aan te verbinden. Dat maakt wetenschap voor veel mensen ook irritant. Als ik lezingen geef over het antropoceen en dat de mens er over enkele generaties mogelijk niet meer bestaat, vinden mensen dat ook irritant. Net als mijn kinderen trouwens, die maken zich dan zorgen over mijn gemoedstoestand.’
Na de feiten volgen dus de normen, volgens de filosoof. En de welbespraakte wetenschappers mogen daarover tekst en uitleg geven in de media. Maar, om terug te komen op het concept van het laatste woord, voor twijfels is daar weinig ruimte.
‘Ik heb het altijd als een gemis ervaren dat ik niet vurig in god geloof’
Ten Bos blijft zelf weg van rotsvaste stellingnames. ‘Mijn verhaal zit vol twijfel en scepsis. Met de groei van kennis, groeit ook het niet-weten. Dat verhaal kun je niet in tien minuten verpakken op de televisie. Daar is trouwens ook een enorme behoefte aan hoop: Een interview moet met een opbeurende boodschap worden afgesloten. Wetenschappers moeten constant bezorgd zijn om het gemoed van de mensen. Ook als mijn dokter zegt dat ik een tumor in mijn lijf heb, wil ik iets van compassie en medelijden zien. Maar dat is niet iets wat een filosoof moet bieden. Nee, een filosoof moet troost bieden.’
Troost, zingeving, twijfel. Wordt René ten Bos vlak voor zijn pensioen nog religieus?
‘Ik heb het altijd als een gemis ervaren dat ik niet vurig in god geloof. Daar ben ik toch net te sceptisch voor. Ik heb het theologische nooit gezien als een inferieure vorm van wetenschap. Dat heb ik ook meegekregen van Hans Blumenberg en Michel Serres, de filosofen die ik het meest bewonder.’
‘Die kerkelijke instituten zitten er natuurlijk geregeld flink naast, maar de bijbel heb ik altijd een geweldig boek gevonden. Als je langs ons huis loopt in Utrecht dan zie je op de vensterbank een plaatje van een herdershond met de tekst: hier waak ik. En daarnaast ligt de bijbel. Zo zie je dat er een vroomheid door ons huis waait.’
‘Het Laatste Woord’ is verschenen bij uitgeverij Boom en kost 29,90 euro.