Hedendaags heksbeeld komt van Pieter Bruegel
Het beeld dat wij vandaag de dag van heksen hebben, is rond 1565 ontstaan en voor een belangrijk deel gevormd door twee heksenvoorstellingen van Pieter Bruegel, stelt kunsthistorica Renilde Vervoort. Zij promoveert op 20 mei aan de Radboud Universiteit Nijmegen op de eerste overzichtsstudie naar hekserijvoorstellingen in de Nederlanden tussen 1450 en 1700.
Rond 1430 vonden de eerste heksenprocessen plaats in West-Europa. In de jaren daarna begonnen kunstenaars heksenvoorstellingen te maken. Rond 1700 eindigden de heksenvervolgingen en werden heksen niet meer zelfstandig afgebeeld, maar in de context van verhalen en sprookjes. Ze werden niet langer als ‘echt’ beschouwd. Niettemin – ook toen heksen wel als echt werden beschouwd en vrouwen en mannen voor hekserij vervolgd werden, wist niemand hoe zij er ‘als heks’ uitzagen. De beeldvorming kon dus alle kanten op…
![]() |
Jheronimus Bosch, ca 1450-1516. Negen heksen. Pentekening. Het blad draagt ten onrechte het opschrift Bruegel. Weliswaar zijn op deze tekening vrouwen en bezems te zien, en vrouwen die lijken te willen vliegen op een ovenschep, maar van een realistisch beeld van de bezem als transportmiddel is geen sprake |
|
Seks met de duivel Brugs atelier, Heksensabbat in: Johannes Tinctoris, Invectives contre la secte de vauderie; één van de oudste heksenvoorstellingen, ontstaan in Brugge tussen 1460 en 1467 |
|
Religieuze opleving, minder processen Naar Frans Crabbe van Espleghem (1480-1553) door Jan de Bisschop (Johannes Episcopius,1628-1671), Heks veroorzaakt brand en storm, 1500-1552 (1643-1671), gewassen pentekening op papier |
‘Bloeitijd’ heksenvervolging: tijd voor een leerzame prent
Tot 1560 waren heksenvervolgingen kleinschalig en regionaal; vanaf 1562-63 werden ze grootschaliger en kreeg hekserij ook in publicaties in heel Europa veel meer aandacht. De opleving van de vervolgingen kan, meent Vervoort, worden toegeschreven aan de Kleine IJstijd, een periode van klimaatverandering die rond 1550 begonnen was. Theologen, natuurkundigen en juristen debatteerden heftig over ‘weertovenarij’. Sommige geestelijken meenden dat alleen God het weer kon beïnvloeden, anderen achtten daar ook heksen toe in staat.
In Antwerpen vond uitgever Hieronymus Cock het tijd voor een prent over heksen, ’ter lering ende vermaak’. Cock vroeg daarvoor Pieter Bruegel en liet hem waarschijnlijk adviseren door een geestelijke die op de hoogte was van de actuele ‘hekserijopvattingen’. Bruegel ontwierp niet een, maar twee prenten: Sint Jacob bestrijdt hekserij en toverij en Sint Jacob ontmaskert en overwint hekserij en toverij. Pieter van der Heyden was de graveur van de prenten.
Alle elementen op deze prenten zijn, aldus Vervoort, te herleiden naar de discussies over hekserij uit die tijd. Vooral de beeldtaal van de eerste prent, Sint Jacob bestrijdt hekserij en toverij, was zeer invloedrijk.
![]() |
Pieter van der Heyden naar Pieter Bruegel, Sint Jacob bestrijdt hekserij en toverij, gravure, 1565 |
Sterk beeldverhaal Bruegel beeldt weliswaar de meest woeste, vechtende heksen (zie boven in de voorstelling) vliegend op beesten af, maar daarnaast introduceert hij de heks die wegvliegt op een bezem langs de schoorsteen. |
||
Bruegel past die associatie bovendien in in een sterk ‘beeldverhaal’: hij plaatst de heksenketel, waarin heksen hun magische zalfjes en drankjes brouwen, in een schoorsteen (eerdere kunstenaars meenden dat de heksenketel buiten stond en dat daarin storm en hagel gebrouwen werd). Uit de ketel stijgen dampen op, die de heks meevoeren naar buiten, de lucht in. De bezem, altijd al aanwezig bij de schoorsteen, is een logisch transportmiddel. De invloed van Bruegels heksenvoorstelling is het duidelijkst aan het begin van de zeventiende eeuw. Zie bijvoorbeeld het schilderij Heksenkeuken, dat aan Cornelis Saftleven (1607-1681) wordt toegeschreven. Op het schilderij zijn de schoorsteen, de heksenketel, de heks en de bezem als transportmiddel duidelijk herkenbaar. Bovenin de schoorsteen verschijnt een andere heks, ook met een bezem. Al deze elementen zijn tot op de dag van vandaag terug te vinden in heksenvoorstellingen. Zonder Bruegel, meent Vervoort, zou ons ‘heksbeeld’ mogelijk heel anders geweest zijn. |
Heksenkeuken, toegeschreven aan Cornelis Saftleven (1607-1681) , olieverf op paneel of koper, aangeboden via Rafael Valls, Londen |
Renilde Vervoort (Mechelen, België, 1960) en studeerde kunstwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven. Vervolgens realiseerde ze als ‘zelfstandig’ onderzoekster dit proefschrift terwijl ze woonde in Nederland, Zwitserland, de Filippijnen en Denemarken. Vervoort bracht voor haar onderzoek 145 heksenvoorstellingen uit de Nederlanden bij elkaar; ze staan alle beschreven in de catalogus die deel uitmaakt van haar studie. Haar promotieonderzoek is begeleid vanuit het Institute for Historical, Literary and Cultural Studies van de Radboud Universiteit.
Renilde Vervoort: ‘Vrouwen op den besem en derghelijck ghespoock’. Hekserijvoorstellingen in de Nederlanden tussen 1450 en 1700 en de invloed van Pieter Bruegels Jacobus en Hermogenes-prenten. Promotie Radboud Universiteit Nijmegen (Letteren), 20 mei 2011. Promotor: De heer prof. dr. A.M. Koldeweij
Een handelseditie van het boek verschijnt als deel 19 in de reeks Nijmeegse Kunsthistorische Studies (NKS). Het is vanaf de promotiedatum beschikbaar en te bestellen bij de boekhandel (ISBN 9789491226021) of via Uitgeverij Vantilt te Nijmegen ([email protected]).