Inheemse slak smoort in het te warme water
Negentig procent van de schelpdieren in het Nederlandse deel van de Rijn is een exoot. Ze profiteren van het steeds warmer wordende water en ze zijn goed bestand tegen de hoge piektemperaturen die in de hete zomers van de laatste tien jaar steeds vaker voorkomen, blijkt uit een Radboudonderzoek dat deze maand in Biological Invasions verschijnt. Ook kunnen de exoten beter tegen het zoute water dat bij lage rivierwaterstanden vanuit de zee binnenstroomt. Door klimaatverandering en lozing van warm koelwater stijgt de watertemperatuur in de Nederlandse rivieren. Door zeespiegelstijging en het lage zomerpeil in de rivieren stroomt er veel meer zout zeewater de delta in. Wat is daarvan het effect voor het ecosysteem? Milieukundige Laura Verbrugge van het Institute for Water and Wetland Research van de Radboud Universiteit Nijmegen bracht dat nauwgezet in kaart voor zoetwaterslakken en –mosselen. Ze vergeleek data van duizenden veldwaarnemingen en experimenten over de optimale omstandigheden voor de soorten met de watertemperatuur en het zoutgehalte in de Rijn in de afgelopen vijftig jaar.
![]() |
Gevoeligheidsverdelingen voor inheemse en uitheemse schelpdieren in de Rijn gebaseerd op maximale temperatuur toleranties. Bij een temperatuur van 25°C (voorbeeld a) heeft dit negatieve gevolgen voor 17% van de inheemse soorten. Bij een stijging tot 28°C (voorbeeld b) is dit 60%, terwijl deze temperatuur voor het overgrote deel van de exoten geen problemen geeft. |
‘Vooral de toename van het aantal dagen dat het water boven de 25 graden komt, blijkt te verklaren waarom driehoeks- en quaggamossel het winnen van de inheemse schelpdieren,’ concludeert Verbrugge. Deze maand publiceert het wetenschappelijke tijdschrift Biological Invasions haar werk. ‘De uitheemse soorten kunnen ook beter tegen de toename van het zoutgehalte.’ De veranderingen zijn deels te verklaren door de klimaatopwarming, maar tweederde van de stijging van de watertemperatuur komt van de koelinstallaties van elektriciteitsproducenten en lozingen van fabrieken en rioolwater langs de rivieren. Exotenexplosie ‘Ik heb vorige week met 24 studenten een hele middag schelpdieren geïnventariseerd op de Ewijkse plaat,’ vertelt milieukundige Rob Leuven, begeleider van Verbrugge. ‘Zelfs met zoveel mensen hebben we nauwelijks inheemse soorten kunnen vinden, en als we ze vonden waren de aantallen zeer laag.’ Leuven schat dat negentig procent van de biomassa aan schelpdieren in de Rijn nu bestaat uit exoten. Driehoeksmosselen (ook zebramossel genoemd) en de recent binnengekomen quaggamossel maken de dienst uit. ‘De quaggamossel rukt enorm hard op in de Europese waterwegen: afhankelijk van de waterstroom, scheepvaart en andere vectoren wel z’n vijfendertig tot wel zeshonderd kilometer per jaar.’ Het aantal exoten in de grote rivieren is de afgelopen decennia enorm toegenomen door de aanleg van een netwerk van Europese waterwegen tussen voorheen geïsoleerde rivierstroomgebieden. Zo werden de Rijn en de Donau met elkaar verbonden door een kanaal. Hierdoor heeft een groot aantal soorten vanuit het Zwarte en Kaspische Zeegebied een weg gevonden naar de Rijn en Maas. Soorten uit China, Nieuw Zeeland en Amerika komen aan via het ballastwater van schepen en de aangroei op scheepswanden. Bewuste en onbedoelde uitzettingen uit aquaria en aquacultuur spelen ook een rol. Economische en ecologische problemen Sommige van de nieuw-aangekomen zoetwaterschelpdieren kunnen flinke schade veroorzaken. De driehoeksmossel en de quaggamossel hechten zich aan vaste oppervlakken zoals lozingsbuizen van koelwaterinstallaties. Deze raken hierdoor verstopt en de kosten om deze installaties schoon te maken zijn hoog. De exotische slakken en mossels groeien snel en concurreren met inheemse soorten om voedsel en leefplekken. De populaties van grote inheemse schelpdiersoorten zoals de bolle stroommossel, vijvermossel, zwanenmossel en schildersmossel nemen hierdoor af. Andere dieren in het ecosysteem zijn afhankelijk van juist deze soorten – zo legt de bittervoorn zijn eieren in schildersmosselen. Expertisecentrum De komst van exoten is niet alleen maar slecht. Waar grote aantallen driehoeks- en quaggamosselen voorkomen verbetert de waterkwaliteit vanwege hun filtercapaciteit. De mosselen zijn stapelvoedsel voor duikeenden in het IJsselmeer- en benedenrivierengebied. ‘Het is kortom heel lastig om de effecten van een bioinvasie van tevoren in te schatten,’ zegt Rob Leuven. ‘Daarom hebben we het Nederlands Expertise Centrum Exoten opgericht. Hier komt alle kennis over exoten samen, of het nou om planten, vogels, vissen, amfibieën, insecten of andere dieren gaat. Het expertisecentrum kan helpen bij de afweging of de nieuwkomer bestreden moet worden. Als dat zo is, is er ook haast bij. Je begrijpt wel dat we de driehoeks- en quaggamossel niet meer uit de Rijn krijgen. We kunnen wel zorgen dat de omstandigheden voor de inheemse soorten beter worden door goed beheer van warmte- en afvalwaterlozingen, het ontwikkelen van geschikte leefplekken en het beteugelen van onnatuurlijke verdroging en stroomsnelheden van het water.’