‘Jacques moet een Duitser doodgeschoten hebben’

05 mei 2020

Deze week vieren we 75 jaar vrijheid, maar gedenken ook het begin van de oorlog, 80 jaar geleden. De grootvader van Vox-redacteur Stan van Pelt vocht in mei 1940 bij Nijmegen en de Grebbeberg, maar praatte er tijdens zijn leven nooit over. Wanneer zijn militair identiteitsplaatje onverwachts opduikt, begint een zoektocht.

Het is 10 mei 1940. Legerkapitein Theodorus Boers en zijn compagnie bemannen de verdedigingsbunkers die uitkijken over het Maas-Waalkanaal bij Nijmegen, ter hoogte van de huidige McDonalds. Ze zijn in de hoogste staat van paraatheid als rond vier uur ’s nachts ontploffingen klinken uit de richting van de stad. Dat kan maar een ding betekenen, weet Boers: de Duitsers zijn binnengevallen. Hij blaast meteen de spoor- en autobruggen over het kanaal op. Met een harde knal breken ze doormidden, en zijgen het water in.

Nog geen tien minuten later staat zijn compagnie oog in oog met twee Duitse pantserwagens, twintig motorrijders en een stafauto van SS-Untersturmführer Schittenhelm. Voor de Nederlandse soldaten, het merendeel jonge dienstplichtigen, is het van het ene op het andere moment menens. In vuurgevechten die de hele dag zullen duren vechten ze voor hun vaderland – en hun leven.

De opgeblazen brug bij Neerbosch. Bron: Regionaal Archief Nijmegen

Mijn grootvader Jacques van Pelt, dan 19 jaar oud, is een van hen.

Hoogstwaarschijnlijk althans, als je de archieven er op naslaat. Zelf heeft mijn Brabantse opa nooit iets losgelaten over wat hij meemaakte in de begindagen van de Tweede Wereldoorlog. Tachtig jaar na dato begint het te knagen in de familie. Wat heeft ‘ons vader’ meegemaakt in mei 1940, dat hij er daarna nooit over wilde praten? Dat geldt vooral voor mijn vader Rinus, de oudste van het gezin en bijna 72 – de leeftijd waarop mijn opa overleed, in 1993.

Zelf raak ik ook geïntrigeerd. Ik ken mijn grootvader vooral als de stille, kalende en rondbuikige man in pak die de Tour de France zat te kijken vanuit ‘zijn’ fauteuil, met een glas Vieux-cognac en Roxysigaret bij de hand. ‘Jot’, was het stopwoord van de oud-leraar, wat zoiets betekende als ‘maak je niet druk’. Niet echt het klassieke beeld van een oorlogsveteraan.

Geen genoegen

Mijn vader en ik zijn niet de enigen die dit soort vragen stellen, zeker nu de Tweede Wereldoorlog extra in de belangstelling staat vanwege 75 jaar vrijheid. Jaarlijks gaan meer en meer mensen op zoek naar het oorlogsverleden van hun familieleden, merkt ook het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), dat onder andere archieven en gevechtsverslagen uit de Tweede Wereldoorlog beheert. Het instituut kreeg in 2019 bijna 2300 informatieverzoeken binnen, laat het weten, waarvan 40 procent van familieleden.

Veel persoonlijke gegevens over dienstplichtige soldaten heeft het NIMH echter niet. Wel kan het instituut informatie geven over de troepenbewegingen en gevechtshandelingen waar iemand waarschijnlijk bij betrokken was, mits zijn militaire eenheid bekend is.

In het ziekenhuis begint Jacques te ijlen over zijn diensttijd

Bij welk legeronderdeel mijn opa ingedeeld was, weten mijn vader en ik aanvankelijk niet. We moeten het doen met de verhalen uit de familieoverlevering, maar die zijn beperkt. Mijn opa’s zus Tonny overleed in 2006, hun broer Tom al dertig jaar eerder en ook mijn oma is al meer dan dertig jaar dood. Wel blijkt mijn oom Frans een legerkist en een paar briefkaarten en foto’s uit mijn opa’s diensttijd te hebben. Op de foto’s staat Jacques in militair tenue, maar de sneeuw en de lachende gezichten verraden dat de beelden voorafgaand aan de oorlog gemaakt zijn.

Het enige wat mijn grootvader ooit vertelde, aldus mijn vader, is dat hij bij de Grebbeberg vocht en bij Nijmegen bij een brug over het Maas-Waalkanaal. ‘Als wij daar overheen kwamen met de auto zei hij wel eens: deze brug heb ik nog verdedigd.’ Later zat Jacques nog een paar weken in Duitsland gevangen, maar geen van zijn kinderen weet waar precies.

Jacques van Pelt tijdens militaire dienst. Bron: familiealbum

Een paar jaar voor zijn dood komen er onverwachts toch nog oorlogsherinneringen naar boven, als mijn opa na een zware buikoperatie in het ziekenhuis begint te ijlen over zijn diensttijd. ‘Hij zwaaide druk en angstig heen en weer met zijn armen’, vertelt mijn tante Els, die naast zijn bed zat. ‘Hij zei dat hij in de stellingen lag en moest schieten op de Duitsers. Op andere momenten begon hij ook driftig met zijn handen te eten. Normaal at hij altijd netjes met mes en vork.’ Misschien ging het er zo in het krijgsgevangenkamp aan toe, opper ik.

Toen mijn tante naderhand refereerde aan het ijlen, liet mijn opa echter niets los. ‘Hij werd heel, hoe moet ik het zeggen, afstandelijk. Zo van: dat gaat je niks aan. Hij bleef een gesloten boek.’

Mijn hoop is gevestigd op ‘tante’ Riet, de 98-jarige weduwe van mijn opa’s neef. Ze is de laatst levende van diens generatie uit onze familie, en bovendien nog helder van geest. Maar ook zij weet niet wat mijn opa precies meegemaakt heeft, vertelt ze bij een worstenbroodje en kopje koffie in haar Dongense verzorgingsflat.

Ze snapt wel dat Jacques er zelf nooit over sprak. ‘Op een gegeven moment krijg je ook een ander leven: je gaat trouwen, krijgt kinderen. Dan verdwijnen die herinneringen naar de achtergrond – en dat moet ook. Je moet ook verder.’

Het militaire identiteitsplaatje van Jacques van Pelt. Foto: Frans van Pelt

Metaaldetector

Het spoor lijkt dood te lopen – totdat opeens het militaire identiteitsplaatje van mijn opa opduikt. Hobbyist Hans Zeelen-Van Gemert vond het twee jaar geleden per toeval op een voormalige vuilstort in Dongen toen hij met een metaaldetector naar oude kroonkurken zocht. Na wat schoonmaken werd de tekst leesbaar: ‘Van Pelt, Jacobus A.M., 17 R.I. 1940’, en ‘10-7-1920’ – de geboortedatum van mijn grootvader.

Via-via komt Zeelen in contact met een nicht van mij, die voor haar opleiding ooit een stamboom online zette. Zeelen is blij dat hij het plaatje terug kon geven aan de familie. ‘Dat doet mij meer deugd dan als ik een gouden ring zou vinden.’ Hoe het stukje zink op de vuilstort is beland, weet hij echter niet – het was het enige plaatje dat hij daar tegenkwam.

Hoe dan ook, voor mijn oom Frans is het identiteitsplaatje aanleiding om in zijn vaders oorlogsverleden te duiken. Eerst vraagt hij kopieën op van dienst militaire staat van dienst, via de afdeling Semi-Statische Informatiebeheer van het Ministerie van Defensie. Dit SIB beheert deze zogeheten stamboeken van alle Nederlandse dienstplichtigen geboren na 1900.

En verdomd, de documenten kloppen exact met de gegevens op het identificatieplaatje. ‘Bij het 17e Regiment Infanterie ingelijfd als gewoon dienstplichtige van de lichting 1940 uit de Gemeente Dongen onder nummer 60’, staat met de hand op de stukken geschreven. Datum: 23 oktober 1939. De ‘bijzondere aantekeningen’ vermelden een overplaatsing naar ‘1-11 GB’ op 29 maart 1940. En, niet onbelangrijk: ‘Uit krijgsgevangenschap vrij met groot verlof op 10 juni 1940.’

Militaire staat van dienst Jacques van Pelt. Bron: privé-archief

Ik veer op als ik deze correspondentie onder ogen krijg. Voor het eerst is er feitelijke informatie – zwart op wit.

Met de militair-historische informatie uit Den Haag in de hand gaan mijn vader en ik verder op onderzoek uit. ‘1-11 GB’ – kort voor de eerste compagnie van het zogeheten elfde grensbataljon – en aanverwante zoektermen leiden tot tientallen hits in allerlei bronnen, van gedigitaliseerde verslagen, boeken en kaarten tot foto’s in regionale archieven, dagboekfragmenten en discussies op internetfora. Ook kom ik in contact met mensen wier familieleden bij dezelfde compagnie dienden.

Mijn opa’s naam kom ik echter nergens tegen. Teleurstellend, maar niet verrassend. Rond de capitulatie heeft het Nederlandse leger bijna alle lijsten met namen van dienstplichtigen vernietigd.

Kraaijenhoffkazerne

Na maanden puzzelwerk lukt het eindelijk om alle stukjes in elkaar te leggen. Compagnie 1-11 GB waartoe mijn opa behoort, ligt op 10 mei 1940 bij het Maas-Waalkanaal bij Neerbosch – precies zoals hij mijn vader ooit vertelde. Het kanaal vormt de meest oostelijke verdedigingslinie van het Nederlandse leger. Waarschijnlijk zijn de soldaten ingekwartierd in de buurt, bij burgers en later in barakken, vertelt Radboud-historicus Lennert Savenije, die vorig jaar een boek publiceerde over Nijmegen in oorlogstijd. Op de Kraaijenhoffkazerne aan de Gelderselaan doen ze schietoefeningen.

Het elfde grensbataljon heeft als taak om alle bruggen aan de noordkant van het Maas-Waalkanaal op te blazen zodra de Duitsers ons land binnenvallen. Als dat laatste op 10 mei daadwerkelijk gebeurt en compagniekapitein Theodorus Broers de spoorbrug en de naastgelegen verkeersbruggen opblaast is het exact 4.17 uur in de ochtend, en net licht.

Soldaten bouwen een kazemat ter verdediging van de spoorbrug over het Maas-Waalkanaal bij Nijmegen, eind 1939. Bron: NIOD

Wanneer tien minuten later het Duitse leger aan de overkant staat, brengen de Nederlandse militairen hun pantserafweergeschut in stelling. Een vijandelijke pantserwagen krijgt een voltreffer, een andere schieten ze in brand, evenals de stafauto. Ook een tegemoetkomende trein wordt uitgeschakeld.

Boers en zijn troepen hebben de eerste aanval afgeslagen, maar het gevaar is verre van geweken. Zuidelijker, richting Heumen, zijn Duitsers er wel in geslaagd twee bruggen over het kanaal te veroveren. Er blijkt geen houden aan. In de loop van de middag krijgt 11 GB het bevel om terug te trekken naar het dorpje Puiflijk in het Land van Maas en Waal, achter de volgende verdedigingslinie.

In de ochtend van 13 mei komen Jacques en zijn medesoldaten uiteindelijk aan in Elst, op de Utrechtse Heuvelrug. Ze hebben al drie dagen niet warm gegeten en zijn doodop door de nachtenlange marsen.

‘Nu moeten jullie vechten en je volkomen geven’

Toch moeten ze diezelfde dag nog ter versterking naar de Grebbeberg, zes kilometer verderop. Op die strategische heuvel wordt dan al drie dagen heftig gevochten en rukken de Duitsers stukje bij beetje op. Verschillende Nederlandse soldaten slaan in paniek op de vlucht.

De spoorkuil tussen Rhenen en de berg is de allerlaatste verdedigingslinie die nog intact is, al is het stationsgebouw inmiddels in Duitse handen. Aan 1-11 GB de taak om het treinstation te heroveren. ‘Majoor gaat u toch voorwaarts, Rhenen zelf is niet bezet door de vijand’, krijgt de bataljonscommandant bemoedigend te horen van de legerstaf.

Duits artillerievuur verwoestte de binnenstad van Rhenen. Bron: Het Utrechts Archief

Onderweg worden de soldaten van 1-11 GB bestookt door Duitse Stuka’s’, in duikvlucht schietende en bombarderende vliegtuigen. ‘Het leek wel of de hel losgebroken was’, verklaart een sergeant achteraf. Boers sommeert zijn soldaten om zich niet door angst te laten leiden. ‘Velen van ons zijn getrouwd en hebben een gezin en het is goed dat je daaraan denkt, maar nu moeten jullie vechten en je volkomen geven.’

Dat de situatie hopeloos oogt, vormt voor de plichtsgetrouwe en ervaren Boers geen belemmering. ‘Mijn opdracht de spoorbaan te bezetten vanaf de spoorbrug tot aan het station heb ik toen uitgevoerd’, schrijft Boers naderhand nuchter. De soldaten klimmen het talud op, en heroveren het station. Wanneer de beloofde versterking niet komt opdagen, ziet de compagnie zich gedwongen zich terug te trekken. Er breekt paniek uit, maar Boers weet zijn manschappen echter weer in het gareel te krijgen door ze op te dragen in exercitiepas te gaan lopen.

Voor deze disciplinaire maatregel en zijn acties bij het station en het Maas-Waalkanaal ontving Boers na de oorlog de “Bronzen Leeuw”, een hoge militaire dapperheidsonderscheiding. Ook hedendaagse militair-strategische boeken roemen nog zijn handelen in Rhenen. Zelf kon hij er niet lang van genieten – in 1947 sneuvelt de majoor in Nederlands-Indië.

Station Rhenen in 1939; op de achtergrond de spoorbrug over de Rijn. Bron: Het Utrechts Archief

Het moet traumatisch zijn om vier dagen met mitrailleursalvo’s en doodsangst omringd te zijn, zeker als jong broekie van 19, bedenk ik tijdens het lezen van de verslagen en dagboeken. Niet vreemd dat mijn opa er daarna nooit meer over wilde praten.

Dat mijn opa inderdaad last had van zijn oorlogsherinneringen ligt voor de hand, gezien het ijlen in het ziekenhuis. ‘Hij moet Duitsers doodgeschoten hebben’, is de interpretatie van mijn oom Frans. ‘Als jij aan de frontlinie zit, bijvoorbeeld bij zo’n kanaal, dan zie je aan de overkant de vijand zitten. Dan weet je of je iemand raakt of niet.’ Bij gebrek aan bewijs blijft het speculatie.

Oorlogservaringen, zoals het beschieten of doden van vijanden, kunnen leiden tot zogeheten morele verwondingen, vertelde Tine Molendijks eerder tegen Vox, toen ze afgelopen januari in Nijmegen promoveerde op dit onderwerp. Iemand doet iets wat hem moreel gezien tegen de borst stuit. Als de samenleving hem vervolgens als held beschouwt, kan dat het trauma verdiepen. ‘Dan denkt hij: maar ik heb iemand gedood! Dat draagt niet bij aan het verwerkingsproces.’

Dat mensen liever niet over hun heftige ervaringen wilden praten, zoals mijn opa, is een natuurlijke reactie, vult klinisch psycholoog Elisa van Ee aan. ‘Ze vermijden de herinnering het liefst, willen dat het leven weer ‘normaal’ is.’ De naoorlogse wederopbouwperiode versterkte dit alleen maar, doordat mensen konden vluchten in hard werken, vertelt de traumaverwerkings-expert van het Behavioral Science instituut en Psychotraumacentrum Zuid Nederland. Desondanks komen de onderhuidse gevoelens soms toch naar boven: in nachtmerries, bij drankgebruik, maar ook in de opvoeding van kinderen. ‘Die konden ze de boodschap meegeven dat ze zich niet moesten aanstellen, bijvoorbeeld bij een kapotte knie.’

Een handje gestoomde aardappelen

Ook na terugtrekking vanaf de voet van de Grebbeberg is de tocht van mijn opa nog niet voorbij. Ze verschansen zich in fort Honswijk, achter de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Op die plek worden ze na de capitulatie twee dagen later krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar Duitsland.

Daartoe lopen ze eerst naar Arnhem, via dezelfde Grebbeberg die ze verdedigd hebben. ‘16 mei ’40. Nog gezond. Vele groeten van Jacques’, staat op een van de briefkaarten die mijn opa onderweg vanuit Oosterbeek wist te versturen naar mijn toen 18-jarige grootmoeder Elisabeth.

Onderweg naar het krijgsgevangenkamp stuurt Jacques een briefkaart. Bron: familiealbum

Vanaf Arnhem gaat het per trein naar Lückenwalde, zo’n vijftig kilometer onder Berlijn, na een kort tussenverblijf in Meppen. In Lückenwalde staat kamp ‘Stalag IIIA’, waar de ruim 5000 Nederlandse krijgsgevangenen in dertien grote tenten slapen. Het verblijf is spartaans, maar geen verschrikking. Eenmaal daags krijgen ze een handje gestoomde aardappelen, soms met spruiten. Op andere momenten eten ze aardappelschillensoep en brood.

Vanaf dag één wordt de Nederlanders verteld dat ze snel vrijkomen. ‘Kom spoedig naar huis’, schrijft de Nijmeegse soldaat Antoon de Leeuw – een compagniegenoot van mijn opa – op 31 mei vanuit het kamp, op een speciale Kriegsgefangenepostkarte. Begin juni is het inderdaad zover – de Nederlanders mogen op de trein terug naar Nederland, omdat Hitler de Hollanders als broedervolk ziet dat eervol gestreden heeft.

De militairen worden feestelijk onthaald, onder andere in Arnhem, waar ze zich eindelijk fatsoenlijk kunnen verzorgen: ze worden geknipt en krijgen nieuwe kleren van lokale bewoners. 10 juni 1940, exact een maand na het begin van de oorlog, loopt ook mijn grootvader het poortje naast zijn ouderlijk huis eindelijk weer door, en gooit zijn kloffie op de grond. ‘Ik wil het nooit, maar dan ook nooit hebben over wat ik mee heb gemaakt’, schijnt hij gezegd te hebben tegen mijn oudtante Tonny, zijn zus.

Vallende vijand

Met mijn vader zit ik op een bankje aan de westoever van het Maas-Waalkanaal in Nijmegen, het is eind januari 2020. We kijken uit op de huidige spoorbrug. Aan de overkant fietsen twee mensen langs het water. De afstand is nog geen honderd meter, kort genoeg om te zien dat het om een man en vrouw van middelbare leeftijd gaat. Vóór de kanaalverbreding in de jaren zeventig was het water zelfs maar zestig meter breed – letterlijk een steenworp.

Gedetineerden in kamp Lückenwalde, mei/juni 1940. Bron: Dirk Ruiter/tracesofwar.nl

‘Ze konden de Duitsers inderdaad bijna in de ogen kijken’, constateert mijn vader. Als het raak was, moet Jacques de vijand hebben zien vallen. Dan, nuchter: ‘Misschien schoot hij wel expres naast.’

Nu mijn opa’s helletocht tachtig jaar na dato opgehelderd is, ga ik met mijn vader de twee plekken langs waar hij vocht: het kanaal bij Neerbosch en de Grebbeberg. Wat ons deze dag vooral opvalt is hoe klein alle afstanden zijn. Dat geldt niet alleen voor de breedte van het kanaal, maar ook voor de omgeving van Rhenen, waar we later naartoe rijden. De Grebbeberg is een hobbel in het landschap waar je met de auto in een paar minuten overheen bent. De bescheiden afmetingen maken het extra bijzonder dat de Duitsers de veldslag pas na drie volle dagen wonnen.

Ook de laatste actie van mijn opa’s compagnie, de herovering van het treinstation, bestrijkt maar een klein geografisch gebied, zien we als we door de uiterwaarden bij Rhenen lopen. Van de Rijnoever zijn we in minder dan twee minuten bij de Cuneralaan aan de spoorbrug. De kerktoren in het centrum ligt nog geen kilometer achter ons.

‘Ze wisten dat ze misschien de dood tegemoet traden’

Vanaf de weg kruipen we via het struikgewas het spoortalud op, in het spoor van mijn grootvader – een pad is er niet. Het is steil, maar te doen. ‘Hij moet doodsangsten hebben uitgestaan toen hij omhoog klom. Ze hadden natuurlijk geen idee hoe het er daarboven uit zag’, hijgt mijn vader als ik hem met een hand het laatste stukje omhoog trek.

Rinus van Pelt bij de huidige kanaalbruggen. Foto: Stan van Pelt

Jacques heeft ongelooflijk veel meegemaakt in die paar dagen, concludeert hij in de auto terug naar Nijmegen. ‘Ik kijk nu met nog meer respect en bewondering naar hem.’ Later vult hij telefonisch aan: ‘Zonde dat ik deze verhalen vroeger niet kende, dan had ik dingen beter in perspectief kunnen plaatsen. Toen ik een jaar of veertig was zei mijn vader bijvoorbeeld dat ik niet zo hard moest werken. Daar ging ik toen fel tegenin.’

Ook voor mij is de cirkel nu rond, al blijven er losse eindjes. Heeft opa nu Duitse soldaten neergeschoten of niet, bij het kanaal of het Rhenense station? Het raadsel rond het identiteitsplaatje op de vuilstort in Dongen blijft ook onopgelost.

Maar dat is niet erg, besef ik, denkend aan de woorden van Radboud-historicus Savenije: ‘Je zult vragen stellen die je niet kunt beantwoorden, vertel ik mijn studenten altijd.’ Ook Cornielje van Stichting De Greb relativeert. ‘Je kunt nooit alles tot in detail reconstrueren. Het gaat om de grote lijnen. En om heroïek: mensen wisten dat ze misschien de dood tegemoet traden.’

Zo bezien blijkt mijn oude opa in die stoel dus een heldhaftige oorlogsveteraan. Waarschijnlijk tegen wil en dank.

16 reacties

  1. H Zeelen van Gemert schreef op 5 mei 2020 om 09:42

    Hoi Stan, je hebt het mooi verwoord, en de fotos erbij maakt het compleet! Petje af! We zijn blij dat we je hebben kunnen helpen met het identiteitsplaatje op de juiste plek terug te bezorgen.
    Veel groetjes Hans , Mariëlle en Isabella Maria Zeelen van Gemert

  2. Ton van Lierop schreef op 5 mei 2020 om 12:45

    Beste Stan, een passend verhaal rond bevrijdingsdag en een mooi familieverhaal waarvan je na zovele naspeuringen gerust kunt zeggen dat je daar trots op mag zijn.

    • Dick nijhoff schreef op 3 januari 2021 om 08:34

      Me op heeft ook op de Grebbeberg gevochten … heeft wel eens wat losgelaten maar heel weinig … hij ging er niet in de beurt van de berg zelfs niet toen mijn ouders op de camping stonden op Amerongen is hij niet op visite gekomen

  3. Ruud Van Pelt schreef op 5 mei 2020 om 19:18

    Beste Neef Stan,

    Erg bedankt ik ben trots op jou en je vader dat jullie dit uitgezocht hebben. Ga zeker met Rinus deze wandeling nog een keer make. Het is de eerste keer dat ik de foto zie waarmee je het verhaal begint. Ook ik ben echt een zoon van pa. Vader ik ben trots op je . Beter laat dan nooit zullen we maar zeggen.
    Ome Ruud

  4. Ruud van den Brand schreef op 5 mei 2020 om 21:16

    Ik ken Ome Jacques al heel lang. Ik zat op de HBS A en als je niet goed in boekhouden en handelsrekenen was, ja dan…. Op naar Oosteind waar ik werd bijgespijkerd in de rekenvakken. Ik herinner me eigenlijk de verse worstenbroodjes nog het beste! Een familiale groet . Ruud

    • Gerardus schreef op 9 mei 2020 om 23:36

      Kom toevallig uit bij reactie van broer Ruud. Mijn ervaringen zijn anders: student HBS -B zonder bijspijkerles van ome Sjaak. Wel herinner ik me zijn grappen die hij steeds vertelde

  5. Adrie Kersten schreef op 5 mei 2020 om 22:51

    Adrie Kersten schreef op 5 mei 2020 om 22,40 uur.

    Wat een schok bij het lezen van dit verhaal.
    Meneer van Pelt was mijn boekhoud en bedrijfsrekenen leraar op de Ulo en een uitgesproken goed docent in zowel voor de stof als mijn persoonlijke begeleiding, later werd hij de vader van mijn vrienden en zo werd ik bevriend met de gehele familie.
    Vorige week kwam ik op het idee, dus voor het lezen van dit artikel om eens met Rinus af te spreken en te wandelen op 1,5 meter om dan eens te praten over vroeger en dan vooral over,” bij de familie van Pelt en natuurlijk ook vader”. Ik heb Rinus gebeld en het gaat een keer gebeuren, maar Rinus is heel voorzichtig in deze coronatijden

  6. Helma van den Brand schreef op 6 mei 2020 om 00:51

    Op 5 mei hebben wij dit indrukwekkende en goed geschreven verhaal gelezen .Het was toch een oom met ook voor ons een totaal onbekend verleden .Met dank aan zijn kleinkind Stan .Jammer heel jammer dat ome Jac het zelf niet meer kan lezen.

  7. Adrie Kersten schreef op 6 mei 2020 om 11:13

    Nogmaals een reactie. Met de wijsheid van nu. Had het niet beter geweest als Meneer van Pelt het gewoon had verteld, vooral voor hem zelf en zijn naaste omgeving en ook voor ons. Je zit er je hele leven mee en kan het op deze manier niet verwerken, denk ik.

  8. Tanja Moderscheim schreef op 7 mei 2020 om 19:03

  9. Henk Termeer schreef op 11 mei 2020 om 19:40

    Op de foto met het onderschrift “De opgeblazen brug bij Neerbosch. Bron: Regionaal Archief Nijmegen” is de opgeblazen dubbele verkeers- en spoorbrug over de Graafseweg te zien. De toenmalige enkele Neerbossche brug lag een ongeveer 1 km noordelijker (ter hoogte van de huidige brug in de Neerbosscheweg) en had een heel ander ontwerp.

    • Stan van Pelt schreef op 11 mei 2020 om 19:59

      Klopt. Met ‘bij Neerbosch’ wordt ’ten zuiden van Neerbosch’ bedoeld, als onderscheid t.o.v. de Graafsebrug in het centrum van Nijmegen.

  10. Simon Ruiter schreef op 13 mei 2020 om 12:20

    Beste Stan, Een mooi en indrukwekkend verhaal, vooral voor mij omdat er een aantal overeenkomsten zijn met het krijgsgevangenschap van mijn vader, zoals je dat op Tracesofwar.nl hebt gelezen. Ook hij zat in Luckenwalde (volgens de landkaart en mijn gegevens zonder Umlaut) en kreeg ook gestoomde aardappelen met de spruiten er nog aan te eten. Ook hij heeft Krieggevangepostkarte naar huis mogen versturen en zij hoorden ook al vroeg dat ze snel weer naar huis terug zouden mogen. Ook hij is op 10 juni weer in Nederland aangekomen, niet in Arnhem maar in Enschede, waar hij op 11 juni een telegram naar zijn verloofde verstuurde. Ook in Enschede werden ze door de inwoners goed opgevangen, konden ze zich fatsoenlijk verzorgen en werden ze geknipt en geschoren. Uiteraard mocht je de foto van mijn vader Dirk Ruiter van het concentratiekamp Luckenwalde, kamp ‘Stalag IIIA’ gebruiken voor jouw verhaal.
    Met vriendelijke groet, Simon Ruiter

  11. Arend schreef op 9 augustus 2020 om 21:25

    Mooi Stan. Hoop dat er ooit nog meer naar voren komt. Zal me niet verbazen dat het ID plaatje is weggegooid bij het opruimen van tante Tony haar huis. Gr arend

  12. Tommy Peters schreef op 14 januari 2021 om 16:26

    Ha stan,

    Ik zou graag met je in contact komen. Ik heb wellicht nog aanvullende informatie op dit verhaal. Mijn opa zat ook in 1-11 GB en ik heb een aantal originele verslagen van mei 1940.
    Mijn mail adres is tommybpeters@gmail.com.

    Gr Tommy

  13. Sharina schreef op 26 mei 2021 om 20:04

    Hallo,

    Ik ben opzoek naar iemand die weet of je opa ook contact heeft gehad met die van mij. Mijn opa heette berendinus arend guikema.

    Met vriendelijke groeten,
    Sharina Guikema

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!