Marcel Olde Rikkert over Claude Bernard

24 okt 2014

Hoogleraar geriatrie Marcel Olde Rikkert (52) vertelt in de Vox-serie De Inspiratiebron over zijn relatie met de Franse fysioloog Claude Bernard. ‘Door Bernard ontdekte ik dat je harde wetenschap kunt combineren met de menselijke kant van geneeskunde.’

Foto: Mona van den Berg
Foto: Mona van den Berg

Je kunt hoogdravend doen over de verworvenheden van de menselijke geest, maar in feite zijn we chemische fabriekjes. Zoiets moet de Fransman Claude Bernard (1813-1878) in een helder moment hebben gedacht. Het lichaam werkt simpel gezegd als een reageerbuis: je stopt er iets in, er gebeurt iets van binnen en vaak komt er aan de andere kant wat uit. Zo bewaart het lichaam zijn balans.

Bernard, zoon van een wijnboer, opende de weg naar een geheel nieuwe manier van onderzoek doen naar de mens. Als we dieren en planten door een natuurwetenschappelijke bril kunnen bekijken, dan de mens net zo goed, was Bernards devies.
Hij verrichtte ongehoorde experimenten voor zijn tijd, waarin het menselijk lichaam als was het een muis of rat op de proef werd gesteld. Hij liet proefpersonen vasten of gaf ze juist suiker te eten, waarna hij nauwgezet de samenstelling van hun urine bestudeerde. Een degelijke wetenschappelijke werkwijze stond voor hem voorop: hij veegt de vloer aan met een collega die urine liet ophalen in spoorwegstations en deze presenteerde als de gemiddelde Europese urineproductie. Dat was geen wetenschap!

De Slegte
Marcel Olde Rikkert herinnert zich nog goed hoe hij als eerstejaarsstudent natuurwetenschappen in Groningen in De Slegte stuitte op een boekje van Bernard. ‘Ik las graag oude boeken. Boven in het pand was een verdieping met tweedehands boeken die slecht verkochten. Ik nam er vaak op gevoel een paar mee, om thuis pas te ontdekken wat ik eigenlijk had gekocht.’

Die dag ontdekt hij een Engelse vertaling van Bernards hoofdwerk, ‘An introduction to the Study of Experimental Medicine’ (1865). Links op de kaft het norse gezicht van de Fransman, met zijn lange bakkenbaarden boven een strak jasje, om de hals een zwarte strik. ‘De cover intrigeerde: dat oude hoofd met zo’n nieuwsgierig makende titel erboven.’

In zijn werkkamer in het Radboudumc bladert Olde Rikkert door het werk, dat hij zorgvuldig heeft bewaard. ‘Dit is een rode- draadboekje in mijn loopbaan: zo vaak als het in de kast verdween, kwam het er ook weer uit.’ Op de eerste bladzijde staat in potlood ‘25 gulden’. ‘Best duur in die tijd, zeker voor een student.’
Olde Rikkert heeft passages onderstreept waarin Bernard zijn wetenschappelijke methode uiteenzet of filosofeert over het nut van de kennis die experimenteren voortbrengt. ‘Dat iemand op een moment dat geneeskunde nog in de kinderschoenen stond, zo’n baanbrekend werk schreef, dat heeft mij echt geraakt.’

Openbaring
Als scholier voelt Olde Rikkert zich aangetrokken tot de harde bètakant: natuurkunde en genetica. Hij heeft een hang naar geneeskunde, maar vermoedt dat die richting te soft voor hem is, onvergelijkbaar met de wereld van Newton. Die dag dat hij het boekje van de nors uitziende Fransman onder de arm mee naar huis neemt, beseft hij dat geneeskunde zo soft niet hoeft te zijn. Bernard laat met zijn experimenten zien dat geneeskunde baat heeft bij een natuurwetenschappelijke aanpak. ‘Met Bernard ontdekte ik dat je harde science kunt combineren met de menselijke kant van geneeskunde. Dat die twee eigenlijk prima samen gaan. Voor mij was dat een openbaring.’

Aan het einde van zijn geneeskundestudie haalt Olde Rikkert het boekje opnieuw uit zijn boekenkast. Hij volgt inmiddels een bijvak ouderengeneeskunde. En al hield Bernard zich niet speciaal bezig met ouderen –    in zijn tijd was de doorsnee mens nog een puzzel -, Bernards ideeën over de werking van ons lichaam zijn heel bruikbaar als het om ouderen gaat.
Bernard introduceerde het ‘milieu interne’, nog steeds een kernbegrip, dat slaat op het zelfregulerend vermogen van een organisme. Om te kunnen functioneren moeten lichaamsvocht, bloedsuikerspiegel, bloeddruk en temperatuur van het lichaam binnen nauwe grenzen vallen. Is een van die dingen uit balans, dan zal het lichaam alles in z’n werk stellen om dit te herstellen, bijvoorbeeld door te rillen of huiveren bij kou. ‘Het idee dat wij mensen in staat zijn om ons interne milieu constant te houden, en dat het verschil bepaalt tussen leven en dood, is echt afkomstig van Claude Bernard.’

En als er één groep moeite heeft met het regelen van het interne milieu, zijn het wel de ouderen. ‘Bij ouderen treedt soms opeens een verandering op: de bloeddruk daalt of het zoutgehalte in het bloed stijgt. Spontaan herstel vindt dan niet of langzaam plaats. ‘

Parijs
Olde Rikkert raakt gefascineerd door het idee van het wankele evenwicht. Als een groep Franse kunstenaars dat idee uitbeeldt in een expositie, besluit hij af te reizen naar Parijs. ‘Fragilité’ heet de tentoonstelling met vreemde maar ook huiselijke voorwerpen die elk moment uit elkaar kunnen vallen of in kunnen storten. Olde Rikkert pakt er een boek over de expositie bij. ‘Ik vond het fascinerend. Kijk, dit kunstwerk heb ik later thuis nagemaakt.’
Het kunstwerk – dat tot zijn vrouw er genoeg van had in de woonkamer stond – prijkt thuis nog altijd op de vensterbank van zijn studeerkamer.

Olde Rikkert studeert nog als in Nederland de eerste experimenten met ouderen worden gedaan. Grote indruk maakt het experiment waarbij een groep 24 uur lang niet mag drinken. De onderzoekers willen kijken naar het effect op lichaamsgewicht, urineproductie en nieren. Zijn die ouderen in staat om een etmaal lang hun vochthuishouding op peil te houden, net als de jongeren in de controlegroep.
Dat valt tegen. ‘Hun nieren reageerden veel trager: bleven heel lang water uitscheiden, terwijl dat juist niet moet bij droogte.’ Na afloop hangen alle deelnemers aan de kraan, maar de jongeren stoppen eerder met drinken. ‘De ouderen dronken door, waardoor ze weer een te laag zoutgehalte in het bloed kregen. Dat voelde hun lichaam dus niet goed aan.’
Het experiment wordt in 1984 gepubliceerd in de New England Journal. Olde Rikkert leest het met rode oortjes. ‘Ik vond het fantastisch dat die schommelingen in het interne milieu door het experiment wetenschappelijk waren vastgelegd. Dit was topwetenschap!’

Ouderen
Zijn jaargenoten verklaren hem voor gek, als hij vier jaar later kiest voor ouderengeneeskunde als specialisatie. Welke twintiger denkt er nou aan ouderen? ‘Mijn medestudenten vonden het helemaal niks dat ik voor geriatrie koos’, herinnert de hoogleraar zich. In Claude Bernard had hij vast een medestander gehad. Want dat is zo interessant aan ouderengeneeskunde, zegt Olde Rikkert: die kwetsbaarheid van ouderen doordat ze hun interne milieu zo moeilijk in balans kunnen houden. Hij promoveert op uitdroging, de meest voor de hand liggende verstoring in het lichaam van ouderen.

Probeert u uw gedachtegoed over te dragen op studenten?
‘Ja absoluut, maar dat is een uitdaging. Vooralsnog biedt de bachelor geneeskunde amper plaats aan ouderengeneeskunde. Schandalig. We hebben alle landelijke curricula doorgemeten en vrijwel geen enkele bachelor geeft aandacht aan veroudering of ouderengeneeskunde. Dat kan natuurlijk niet in deze tijd van vergrijzing.’

Dus?
‘Ik had het geluk voorzitter te zijn van een van de commissies die werkten aan de herziening van de Nijmeegse bachelor. We gaan in de nieuwe bachelor ook plek vrijmaken voor veroudering en de mechanismen van veroudering. Dat is meteen het moment om Bernard in het onderwijs te tillen.’

Hoe?
‘We willen de mechanismen van gezondheid en ziekten verhelderen door een introductie te maken in historisch perspectief. Zodat studenten zelf die ontdekkingsreis maken die de geneeskunde heeft gemaakt: van basale kennis van normale fysiologische processen naar inzicht in meer complexe mechanismen, zoals die een rol spelen bij veroudering.’

Stel: Bernard zou nog in leven zijn en jullie treffen elkaar. Waar zou je ‘m mee naar toe nemen?
‘Naar Martin Scheffer, ecoloog in Wageningen. Scheffer onderzoekt de gesteldheid van meertjes, van het externe milieu dus, en heeft furore gemaakt met een reeks experimenten met blauwalgen. Hij heeft de vinger weten te leggen op het omslagpunt: het moment waarop een meertje plots verandert van een heldere plas in een troebel ven. Wij zien dat ook bij oudere mensen, dat er ineens een verandering optreedt, in korte tijd, die funest kan zijn. Opeens daalt de bloeddruk of het zoutgehalte. Dat heeft een enorm effect op de gezondheid. Denk aan het troebele meer; daar ga je ook niet meer in zwemmen. Die veranderde ouderen lopen, denken, kortom functioneren niet meer normaal. Die acute verstoring van balansen – die Scheffer ziet in kantelpunten van ecosystemen – zie ik bij oudere mensen continue ontstaan.’

Wat verwacht u hierbij van Bernard?
‘Ik zou het heel spannend vinden om met Scheffer en Bernard te kijken of wij voor het interne milieu van het lichaam óók van die experimenten kunnen opzetten. Op welk punt gaat het mis? Wanneer heeft iemand juist wel of net niet genoeg reserve om zijn zoutgehalte op peil te houden of om uitgedroogd te raken? Scheffer laat op blauwalgen uv-licht los en kijkt vervolgens op welk punt het water nog herstelt en op welk punt niet meer. Het zou mooi zijn als we experimenten kunnen ontwikkelen à la Bernard, om achter die omslagpunten bij ouderen te komen.’

Olde Rikkert wil overigens niet beweren dat ouderen altijd maar ouder moeten worden. ‘Gezondheid is al enige tijd het hoogste doel van de mens. We willen heel oud worden, wat in feite meer zegt over de speeltijd dan over het spel. Terwijl ik denk: het ging toch om het spel, om wat we met onze tijd doen?’
Te vaak ziet hij dat vakgenoten overleving als doelstelling kiezen, terwijl ouderen die wens lang niet altijd delen. ‘Als je als dokter puur gefocust bent op genezen dan lever je geen meerwaarde voor mensen. Ze vragen niet om continu ingrijpen, wéér naar de intensive care.’

Wel curieus om uit de mond van een arts te horen dat het niet altijd draait om beter maken.
‘Beter maken is ons opleidingsparadigma. Maar als je kwalitatieve gezondheidszorg voor ouderen wilt, is dat geen goed uitgangspunt. Ik denk dat we als artsen beter moeten luisteren naar het verhaal van mensen. Op mijn afdeling heb ik voorgesteld om de eerste tien minuten aan onze patiënten te geven. Tien minuten waarin wij luisteren. Patiënten liggen hier gemiddeld tien dagen, daar moeten toch tien minuten vanaf kunnen om gewoon even contact te maken, te finetunen, te achterhalen waar iemand ‘zit’. Maar voor artsen is het een enorme uitdaging om tien minuten lang niet het medische arsenaal open te trekken. Vijftien jaar geleden was de gemiddelde duur dat de dokter zijn patiënt liet uitspreken 24 seconden. Vijf jaar geleden hebben ze het nog eens onderzocht en bleek daar 5 seconden bij te zijn gekomen. Gemiddeld laten artsen een patiënt dus nog geen halve minuut uitpraten voor ze met hun doelgerichte vragen komen.’ / Martine Zuidweg

Claude Bernard
Claude Bernard

CLAUDE BERNARD (1813-1878), fysioloog, kreeg als eerste Franse wetenschapper een staatsbegrafenis. Al bij leven was hij beroemd vanwege zijn ontdekkingen op het gebied van de lichaamsfuncties, zoals het stofwisselingsproces en de spijsvertering. Hij introduceerde het experiment in de geneeskunde in een tijd dat artsen zich beperkten tot observaties van (zieke) mensen. Als zoon van een wijnboer in het Rhônegebied lag een carrière in de wetenschap niet voor de hand. Op zijn achttiende werd hij leerling-apotheker omdat zijn ouders zijn studie niet konden betalen. Later studeerde hij alsnog geneeskunde in Parijs. Hij kreeg zijn diploma op zijn 31ste, maar heeft nooit een praktijk als arts gehad. In plaats daarvan ging hij werken in het lab, waar hij – zo gaat het verhaal – tot vier dagen voor zijn dood dagelijks te vinden was.

Dit artikel verscheen eerder in Vox 2.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!