Onverwachte negentiende-eeuwse vondst toont uniek beeld van Nijmegen
-
Tekening van hoe de negentiende-eeuwse auteurs van Ernst en Luim Nijmegen in 1960 voor zich zagen. Beeld: Radboud Erfgoed
Jarenlang lagen ze weggestopt in de kelder van een Frans huis. Een honderdtal exemplaren van het negentiende-eeuwse tijdschrift 'Ernst en Luim'. Tussen 1860 en 1867 geschreven en geïllustreerd door en voor Nijmegenaren. De collectie geeft een unieke inkijk in het Nijmegen van die tijd en is deze zomer te bezichtigen in het Valkhofmuseum.
Ernst en Luim – wat zoiets als serieus en lichtvoetig betekent – is het eerste voorbeeld van een handgeschreven tijdschrift uit de negentiende eeuw in Nederland. Niet de Nederlandse eigenaar die in Zuid-Frankrijk woonde ontdekte de dozen met tijdschriften in de kelder, maar een vriend die hem bezocht, vertelt Johan Oosterman, hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde en directeur van Radboud Erfgoed. ‘Hij begreep dat het om een bijzondere vondst ging.’
De vinder mocht de dozen meenemen naar Nederland, waar ze twee jaar geleden via-via bij de conservator van de Nijmeegse Universiteitsbibliotheek terechtkwamen. ‘Het was meteen duidelijk dat dit een volslagen unieke bron is. Heel bijzonder om zoiets in je schoot geworpen te krijgen’, aldus een vergulde Oosterman.
De tijdschriften schetsen een bijzonder beeld van Nijmegen en het culturele en politieke leven van die tijd. Er staan reisverslagen in met bijbehorende tekeningen, naar bijvoorbeeld Dordrecht en Maastricht. Maar ook besprekingen van theaterstukken, korte gedichtjes en politiek getinte artikelen en prenten. Een unieke tekening, ook in het Valkhofmuseum te zien, schetst hoe de auteurs dachten dat Nijmegen er honderd jaar later, in de jaren zestig van de twintigste eeuw, uit zou komen te zien.
Elke maand één exemplaar
Dat er tussen 1860 en 1867 een dergelijk Nijmeegs tijdschrift werd gemaakt had bekend kunnen zijn, maar was dat voor de vondst nog niet. Dat ontdekte geschiedenisstudent Jessica Vogels, die maandenlang stageonderzoek deed naar het tijdschrift en zijn makers. Een van de eerste dingen die ze deed was kijken of er sporen waren in het Regionaal Archief Nijmegen. Er bleken daar inderdaad al zo’n honderd jaar een reglement en statuten van Ernst en Luim te liggen.
‘Uit dat reglement blijkt dat er iedere maand een aflevering werd bezorgd bij de leden’, vertelt Oosterman. ‘Ook staat er dat de oprichters van plan waren om het tien jaar vol te houden, van 1860 tot en met 1869. Maar na de dood van hoofdredacteur ‘Luimig Jaapje’ stopte het blad in 1867.’
De auteurs en lezers van het tijdschrift, kwamen allemaal uit de Nijmeegse elite
Het tijdschriftje – net iets groter dan een ansichtkaart en zo’n 26 tot 48 pagina’s dik – werd met de hand geschreven en rijkelijk voorzien van tekeningen. Het publiek was klein, slechts tien mensen ontvingen het blad. ‘Waarschijnlijk bracht de hoofdredacteur elke maand het nieuwste exemplaar naar het eerste adres. Daar nam hij het exemplaar van de vorige maand mee en bracht die naar het volgende adres en zo werd het rondgebracht.’
Tandmeester en toneelspeler
Met de hand een tijdschrift volschrijven – en tekenen voor slechts tien lezers? Waarom deden die negentiende-eeuwers dat? Oosterman vindt het niet zo verbazingwekkend. ‘Mensen werden destijds niet afgeleid door televisie of social media. Er waren dus mensen die tijd hadden om dit te doen en die dit waardevol vonden. Er waren toen ook mensen die de bijbel met de hand overschreven.’
Nijmegen was in die tijd een stad met een bevolking van zo’n 20 tot 25.000 mensen. Het gros van de bewoners was arm en leefde onder slechte omstandigheden. Oosterman: ‘De meesten woonden hutjemutje op elkaar binnen de stadswallen. Ergens in die periode woekerde er bovendien een cholera-epidemie.’
De auteurs, maar ook de lezers van het tijdschrift, kwamen allemaal uit de veel kleinere elite van de Nijmeegse bevolking, denkt Oosterman. ‘Ze konden niet alleen lezen en schrijven, maar hielden zich ook met literatuur bezig. ‘De auteurs schreven onder een pseudoniem – zoals ‘Jan die lacht en die huilt’, ‘Nepos, of ‘doctor Sprüdel’ – hun echte namen weten de onderzoekers nog niet.
‘Op één na’, vertelt Oosterman. ‘Eén redactielid noemde zich Cohen Kahn en heette voluit Bernardus Samuel Cohen-Kahn. Deze naam vonden we terug in het bevolkingsregister van Nijmegen. Cohen-Kahn was tandmeester, hij trok bijvoorbeeld rotte kiezen, en daarnaast was hij toneelspeler.’
Citizen science
Behalve afkomstig uit de gegoede klasse, waren de redacteuren waarschijnlijk nauw verbonden met de Nijmeegse schouwburg en zeer geïnteresseerd in de politiek van de stad. ‘Op basis van de onderwerpen vermoeden we dat we de auteurs niet moeten zoeken in het katholieke deel van de Nijmeegse bevolking, (destijds circa 70 procent red.) maar eerder in de joodse en protestantse elite van de stad.’
De namen van de ontvangers van het tijdschrift zijn wel opgetekend. ‘Het publiek bestond uit mannen én vrouwen. Het zou daarom best kunnen dat er ook vrouwelijke auteurs betrokken waren, maar omdat ze onder een pseudoniem schreven is daar op dit moment nog niks over te zeggen.’
Veel tekeningen en artikelen zijn nog niet uitvoerig bestudeerd en roepen nog verschillende vragen op. Het is de bedoeling dat het publiek gaat helpen om antwoorden te vinden. ‘We willen de komende maanden een citizen science-platform opzetten, waarop mensen kunnen helpen bij het transcriberen van de teksten. Misschien dat we zo van teksten en illustraties kunnen uitvogelen waarover die gaan.’
Satirische toespelingen
Oosterman wijst op een afbeelding die voor de onderzoekers vooralsnog met vraagtekens omhuld blijft. Een tekening van twee mannetjes, verscholen achter twee grote zwarte paraplu’s. Met als onderschrift: ”Sprekend gelijkend portret van twee champignons voor een zekere politieke partij”.
Oosterman lacht: ‘Dat moet een satirische toespeling zijn op een politieke actualiteit in Nijmegen. Als je de geschiedenis van Nijmegen rond 1865 goed kent, dan weet je misschien precies waarover dit gaat. Wij zouden het heel leuk vinden om daar achter te komen. Daar willen we Nijmegenaren die hier geïnteresseerd in zijn bij betrekken.’
Tentoonstelling
Van dinsdag 13 mei tot en met eind augustus toont Radboud Erfgoed in de ladekast van het tijdelijke Valkhof Museum een selectie uit de tijdschriften.