Home » Nieuws » [Opinie] ‘Schilderij had moeten blijven’
[Opinie] ‘Schilderij had moeten blijven’
17 jan 2013
De kunstcommissie had haar rug recht moeten houden, schrijft hoogleraar Nederlandse letterkunde Jos Joosten. Het (naakt)schilderij van Elmer de Gruijl had moeten blijven hangen. ‘Mij dunkt dat juist in deze tijd instellingen pal horen te staan voor de vrijheid van expressie.’Het kunstwerk Santa Claus van Paul McCarthy, in de volksmond Kabouter Buttplug, in Rotterdam, leidde ook tot veel discussie. In eerste instantie kreeg het een plek bij het Museum Boijmans Van Beuningen. Met lichte verbazing heb ik kennis genomen van het besluit om het schilderij ‘Saat kulesi’ van Elmer de Gruijl te verwijderen uit het Huygensgebouw. Twee gebouwen verderop probeer ik mijn studenten een en ander bij te brengen over de Nederlandse (en Europese) literatuurgeschiedenis, die zich – zeker de laatste twee eeuwen – onder meer kenmerkt door het feit dat zij zich van breekpunt naar breekpunt voortzet. Een van de motoren achter de moderne letterkunde (en beeldende kunst) is altijd geweest dat zij het gangbare denken probeert op te rekken en soms – bewust en onbewust – tracht de grenzen op te zoeken van wat aanhangers van vaste ideologieën – of zelfs de meerderheid van de bevolking – acceptabel of fatsoenlijk acht. Ik bespreek de boosheid over de expliciete masturbatie bij Lodewijk van Deyssel; de woede over Bordewijks (vermeende) fascisme in Bint; woeste protestanten over Belcampo’s impressie van ‘de Laatste Dag’; de boze Belgen over Brusselmans’ beledigingen en, niet in de laatste plaats, zelf katholiek, de boze katholieken over Hermans’ Ik heb altijd gelijk of over Dirk van Bastelaeres ‘Fabels van het H.Hart’. Het schilderij Saat kulesi (klokkentoren in het Turks) van Elmer de Gruijl Ik probeer in mijn colleges mijns inziens een adequate meta-positie in te nemen: enerzijds feitelijk aangeven welke standpunten er rond zo’n rel ingenomen worden, maar anderzijds ook aangeven dat niemand ooit beter werd van hard om een verbod roepen. (Zo goed als alle rechtszaken die tegen Nederlandse schrijvers zijn aangespannen in de moderne tijd zijn overigens verloren door de klagers). Daarbij valt aan te tekenen dat de mensen die willekeurig welk verbod wél willen, doorgaans niet spreken vanuit de geest van waaruit een academicus – zeker zoals wij die anno 2013 ook aan de RU trachten op te leiden – naar de wereld kijkt. Er is dus wel wat uit te leggen aan de studenten van onze instelling, die nu vaststellen dat de klacht van één verontruste burger een universitaire kunstcommissie direct overstag doet gaan. Natuurlijk begrijp ik de gevoeligheden van dit schilderij vanwege de link met het allochtonen-debat. En ik zal de flauwe vraag niet stellen of dit schilderij óók verwijderd zou zijn als het een vergelijkbaar binnenhuistafereeltje in een Volendamse visserswoning had betroffen, met een vrouw en man in vergelijkbare respectieve klederdracht. Maar pakken de, ongetwijfeld goede bedoelingen ten aanzien van allochtone Nederlanders, niet averechts uit? Kijk eens naar de publiciteit die dit besluit oplevert en de daaruit volgende, ronduit racistische, comments op sommige internetfora. Ik ben van mening dat de commissie haar rug recht had moeten houden en bijvoorbeeld eerst eens in gesprek had moeten gaan met de klaagster (en haar dan sowieso behoeden voor die idiote uitspraak dat zij ‘zich herkent’ in de afgebeelde persoon, waarvoor je geen geschoolde cabaretier hoeft te zijn om daar de humor van in te zien…). Dat iemand zich herkent in de afbeelding vind ik overigens helemaal een merkwaardig criterium om het werk te verwijderen. Als er gerede kans zou bestaan dat de afgebeelde persoon inderdaad overeenkwam met de feitelijke persoon, zou het wat anders zijn (wanneer ik een boek over mijn buurman schrijf, bijvoorbeeld. Of zie de kwestie van L.H.Wiener), maar dat lijkt me in dit geval geheel uitgesloten. Ik zou dan ook zeggen dat dit een kwestie van toeval c.q. pech is. De disclaimer die in romans nog weleens gebruikt wordt – ‘elke overeenkomst met de werkelijkheid is geheel toevallig’ – zou , groot opgehangen bij het schilderij in kwestie, misschien een serieuze oplossing hebben kunnen zijn om de klagende partij tegemoet te komen. Mij dunkt dat juist in deze tijd instellingen pal horen te staan voor de vrijheid van expressie, die aan alle kanten wordt bedreigd, zowel door een neo-liberaal massakunst-discours, als door onverdraagzaamheid van mensen met één, onwrikbare, kijk op de werkelijkheid. Dat kost soms wat moeite. De klagende schoonmaakster wordt, paradoxaal genoeg, in dezen helemaal niet serieus genomen door haar meteen gelijk te geven. Ik vind de tegemoetkoming aan haar klacht niet zozeer respectvol alswel eerder erg paternalistisch. De vrijheid van expressie is voor mij een halszaak, ook als het gaat om kunst waar ik, zoals deze schilderijen, persoonlijk overigens nog geen stuiver voor zou geven. Hoewel ik wel zie wat de inzet is van De Gruijl. Het bewuste schilderij past in een breder motief van vreugdeloze fysieke interactie en dat is alleen al een thematische legitimatie voor het ophangen (en laten hangen) van het schilderij in kwestie, die ook goed aan iedereen uit te leggen valt. Dat het allemaal vrij triest en visieloos oogt, is daar onlosmakelijk deel van en niet relevant. Het argument van de kunstcommissie dat kunst in gebouwen binnen de RU een andere functie heeft dan die in musea, namelijk: vrijheid van expressie versus kunst ‘ondergaan’ binnen de context van een instelling, overtuigt mij niet. Kunst binnen de RU is allicht wél te vergelijken met beeldhouwwerken (of muurschilderingen) op pleinen, straten of muren. Dan doen zich dezelfde fricties voor. Denk aan de discussie rond Kabouter Buttplug, enkele jaren geleden in Rotterdam. Of wat langer geleden, de manier waarop, ook in Rotterdam, mensen moesten wennen aan Zadkines ‘De verwoeste stad’: een beeld dat nu een trademark van de stad is geworden. / Jos JoostenDeze opinie komt voort uit een mailwisseling eerder deze week tussen Jos Joosten en Jan-Jetze Zijlstra, coördinator van de kunstcommissie.
“En ik zal de flauwe vraag niet stellen of dit schilderij óók verwijderd zou zijn als het een vergelijkbaar binnenhuistafereeltje in een Volendamse visserswoning had betroffen, met een vrouw en man in vergelijkbare respectieve klederdracht.”
Jan Wensing
De opmerking van de auteur van deze goed opgebouwde stevige reprimande aan de kunstcommissie dat hij persoonlijk nog geen stuiver voor het schilderij over zou hebben, is binnen de discussie rond de ontstane controverse volkomen misplaatst. Waar hij pal staat voor de vrijheid van expressie is smaak uiteraard geen criterium. Dat is een van de pijlers van zijn betoog. Deze terloopse opmerking had daarom beter achterwege kunnen blijven. Ook als hij De Gruijls werk zou vinden getuigen van een indringende expressie van menselijke gevoelsarmoede, op professionele wijze vormgegeven in hedendaagse beeldtaal – wat toevallig mijn mening is – had dat als argument in het geheel niet terzake gedaan. Graag verwijs ik in deze naar de beroemde eerste regel van het standaardwerk van E.H. Gombrich, The Story of Art: “There really is no such thing as Art. There are only artists”. Over de kwaliteit van De Gruijls werk zal de toekomst, die dan geschiedenis is, oordelen. Jammer van deze uitglijder in een verder uitstekend commentaar.
De reactie richt gaat over allerlei algemene kritieken, maar probleem was toch dat de klaagster zichzelf op de persoon op het schilderij vond lijken. De kunstenaar zegt dat het hem uitgesloten lijkt dat de klaagster op de feitelijke persoon op het schilderij lijkt, maar dat is precies het probleem. Er wordt een hele (boeiende) kunst-historische uitleg en verdediging gegeven, maar die is totaal irrelevant, omdat dat de grond is op basis waarvan de klacht werd ingediend.
Nico schreef op 17 januari 2013 om 17:33
“En ik zal de flauwe vraag niet stellen of dit schilderij óók verwijderd zou zijn als het een vergelijkbaar binnenhuistafereeltje in een Volendamse visserswoning had betroffen, met een vrouw en man in vergelijkbare respectieve klederdracht.”
Ik zie hier toch echt een vraag staan.
Jan Wensing schreef op 18 januari 2013 om 01:30
Jan Wensing
De opmerking van de auteur van deze goed opgebouwde stevige reprimande aan de kunstcommissie dat hij persoonlijk nog geen stuiver voor het schilderij over zou hebben, is binnen de discussie rond de ontstane controverse volkomen misplaatst. Waar hij pal staat voor de vrijheid van expressie is smaak uiteraard geen criterium. Dat is een van de pijlers van zijn betoog. Deze terloopse opmerking had daarom beter achterwege kunnen blijven. Ook als hij De Gruijls werk zou vinden getuigen van een indringende expressie van menselijke gevoelsarmoede, op professionele wijze vormgegeven in hedendaagse beeldtaal – wat toevallig mijn mening is – had dat als argument in het geheel niet terzake gedaan. Graag verwijs ik in deze naar de beroemde eerste regel van het standaardwerk van E.H. Gombrich, The Story of Art: “There really is no such thing as Art. There are only artists”. Over de kwaliteit van De Gruijls werk zal de toekomst, die dan geschiedenis is, oordelen. Jammer van deze uitglijder in een verder uitstekend commentaar.
Guus de Jongh schreef op 18 januari 2013 om 11:58
De reactie richt gaat over allerlei algemene kritieken, maar probleem was toch dat de klaagster zichzelf op de persoon op het schilderij vond lijken. De kunstenaar zegt dat het hem uitgesloten lijkt dat de klaagster op de feitelijke persoon op het schilderij lijkt, maar dat is precies het probleem. Er wordt een hele (boeiende) kunst-historische uitleg en verdediging gegeven, maar die is totaal irrelevant, omdat dat de grond is op basis waarvan de klacht werd ingediend.
Klokkentoren | Ooteoote schreef op 2 februari 2013 om 12:25
[…] zijn opinieartikel schrijft de hoogleraar Nederlandse letterkunde onder […]
Wat is kunst die niet aanstootgevend en confronterend mag zijn? | George Knight schreef op 13 maart 2013 om 14:29
[…] zich eraan stoorde. Het hield de rug niet recht zoals de Nijmeegse hoogleraar Letterkunde Jos Joosten de kunstcommissie nadien […]