Zomerinterview (4): ‘Ik stond met corona op en ging ermee naar bed’

29 jun 2022

Ze verscheen in Nieuwsuur en LuckyTV en probeerde ondertussen in het Radboudumc de besmettingscijfers zo laag mogelijk te houden. Corona beheerste de afgelopen twee jaar het leven van epidemioloog Alma Tostmann. Maar haar hart ligt vooral bij het bestrijden van epidemieën in ontwikkelingslanden. Én bij Lindy Hop.

Corona? Dat is een complot, zegt epidemioloog Alma Tostmann in een journaaluitzending op 15 december 2020. ‘Bedacht door de HEMA, zodat mensen hun worsten gaan eten.’ Een nogal opmerkelijke uitspraak voor een Radboudumc-wetenschapper. Anderhalf jaar later kan Tostmann wel lachen om het filmpje. Dat was namelijk niet echt, maar in elkaar geknutseld door LuckyTV. ‘Ik heb het maar omarmd, haha. Met kerst kreeg ik van mijn schoonzus zelfs een rookworst cadeau.’

De video is tekenend voor hoe bekend Tostmann is geworden de afgelopen twee jaar. Als epidemioloog werd ze steeds vaker gevraagd om duiding te geven bij de coronacijfers: op televisie bij Nieuwsuur, op Radio 1 en in allerlei dagbladen. Hoe zinnig is testen voor toegang? Of het sluiten van scholen? Tegelijkertijd was het voor haar alle hens aan dek in het Radboudumc, waar ze als plaatsvervangend hoofd van de afdeling Infectiepreventie moest zorgen dat al het werk zo goed en kwaad als mogelijk doorging tijdens de coronagolven. Zeker in het begin van de pandemie beheerste het virus haar leven, vertelt ze tijdens een wandeling in het Groesbeekse Park Dekkerswald.

‘Dingen uitleggen hoort bij je werk als wetenschapper’

In het begin van de crisis gingen er veel paniekerige grafieken rond, met exponentiële curves van Italiaanse ziekenhuisopnames. Schrok jij daar ook van?

‘Het verbaasde me enorm dat Jaap van Dissel van het RIVM lang bleef zeggen dat het risico op een Nederlandse uitbraak klein was, zelfs toen er al gevallen in Italië waren en het carnaval werd, in februari 2020. Als je wilt dat iets buiten de deur blijft, moet je nú iets doen, dacht ik. Ik schiet dan juist in de actiestand. In het Radboudumc zijn we ons toen meteen gaan voorbereiden: we gingen afdelingen anders inrichten, protocollen opstellen en C scenario’s uitdenken, bijvoorbeeld voor als we overspoeld zouden worden door coronagevallen. Er heerste een gevoel van: we gaan dit fixen, hier zijn we voor. Ik houd wel van die adrenaline en gezonde spanning.

Bang was ik niet, maar je neemt die spanning wel mee naar huis. Ik stond met corona op en ging ermee naar bed. En ik vroeg me af hoe dichtbij het zou komen. Zouden mijn man en ik mensen uit onze directe omgeving gaan verliezen? Onze ouders, bijvoorbeeld? Ook onze kinderen vonden het aanvankelijk eng. Gelukkig kwam het niet zo dichtbij.’

Foto: Bert Beelen

Tegelijkertijd was je in de coronacrisis ook veel in de media. Zowel op televisie als op Twitter.

‘Klopt. Dingen verduidelijken en uitleggen hoort bij je werk als wetenschapper, vind ik. En het was ook nodig. Kijk bijvoorbeeld naar de laatste kerstvakantie, die met een week verlengd werd. Het kabinet wilde scholen de mogelijkheid geven om op maandag nog wel open te gaan. Zo’n coulancemaandag was vanuit epidemiologisch perspectief zo raar. Dan zou iedereen elkaar alsnog kunnen besmetten vlak voor kerst en was die vervroegde vakantie voor niets. Daar heb ik toen een vlammend betoog over gehouden bij Nieuwsuur. Later hoorde ik van veel scholen terug dat ze over dat fragment discussie hebben gehad en alsnog besloten niet open te gaan.’

Moest je wennen aan de media-aandacht?

‘De eerste keer dat ik op de radio kwam, was ik superzenuwachtig. Ik vroeg mijn afdelingshoofd (Heiman Wertheim, red.) of hij het niet beter kon doen, omdat het bij mij misschien mis zou gaan. ‘Nou en’, zei hij toen. ‘Ook als je zenuwachtig bent, kun je toch gaan?’ Die reactie had ik nodig. Inmiddels bedenk ik van tevoren welk punt ik wil maken, en daar brengt geen presentator me dan meer vanaf.’

Collega-wetenschappers als Marion Koopmans worden bedreigd door wat ze bijvoorbeeld op Twitter schrijven. Heb jij daar ook mee te maken?

‘Niet met bedreigingen, gelukkig. Soms krijg ik wel reacties als: houd eens op met die angstklopperij. Alsof ik ervan zou genieten. Maar als er volgens mij dingen misgaan in het beleid, dan spreek ik me uit, ik zit er niet zo mee als mensen daar vervolgens over vallen. Op Twitter heb ik woorden als ‘angstporno’ geblokkeerd, dat scheelt (lacht). En ik weet inmiddels welke discussies het meest gepolariseerd zijn, zoals het vaccineren van kinderen.’

‘In de corona-aanpak is sturing van bovenaf nodig’

Tostmann (1980) groeide op in Leidschendam. Ze studeerde biomedische wetenschappen in Nijmegen, en promoveerde in 2009 op bijwerkingen van tuberculosebehandeling in Tanzania en tuberculoseverspreiding in Nederland. Ze verbleef een aantal jaren in dat Afrikaanse land, samen met haar man, malariaonderzoeker en Radboudumc-hoogleraar Teun Bousema. Een ander deel van haar proefschrift schreef ze in Dekkerswald, het oud-sanatorium in de bossen bij Groesbeek, waar momenteel onder meer tbc-patiënten van het Radboudumc liggen.

‘Kijk, daar op de tweede verdieping was mijn kamertje’, zegt ze, wijzend naar de achterzijde van het originele hoofdgebouw. De bloesem van de Japanse kers prikkelt de neus, de lentezon weerspiegelt in de hoge ruiten – die zon moest in de eerste helft van de vorige eeuw een helende werking uitoefenen op tuberculosepatiënten. ‘Ik vond het hier altijd aangenaam werken. Mijn kantoor was groter dan dat in het Radboudumc en mijn promotiebegeleider Martin Boeree was dichtbij. Hij was destijds medisch directeur van Dekkerswald.’

Engeland

Het zijn de laatste weken dat het longcentrum van het Radboudumc in Dekkerswald huist. In juni en juli verhuizen de patiënten naar een spiksplinternieuw gebouw aan de Erasmuslaan. Tostmann: ‘Dat is veel dichter bij het ziekenhuis en we hebben daar heel moderne, flexibele en patiëntvriendelijker ruimtes.’ De zorg voor patiënten die misschien ebola of andere gevaarlijke infectieziektes hebben, wordt op één plek bij elkaar gebracht.

Na haar promotie vertrok Tostmann voor een paar jaar naar Engeland om in 2012 weer met haar gezin neer te strijken in Nijmegen. Ze heeft van 2012 tot 2019 vanuit de academische werkplaats publieke gezondheid AMPHI (een samenwerkingsverband tussen GGD’s, gemeenten en het Radboudumc) onderzoek gedaan naar de verspreiding en uitbraken van infectieziekten in Nederland. Ook werkte ze in 2018 als epidemioloog tijdelijk voor de Wereldgezondheidsorganisatie in een kamp voor Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh. Sinds 2019 is ze plaatsvervangend hoofd bij de afdeling Infectiepreventie van het Radboudumc.

Wat deed je in Bangladesh?

‘In het vluchtelingenkamp waar ik werkte, volgde de ene op de andere uitbraak: difterie, mazelen … En er was angst voor cholera vanwege het aankomende moessonseizoen. Die uitbraken ontstaan doordat mensen heel dicht op elkaar zitten, onder slechte hygiënische omstandigheden. Door data-analyses te maken, probeerde ik inzichten te geven in waar de grootste problemen lagen. Dan kun je vervolgens gericht maatregelen treffen.

Foto: Bert Beelen

Wat trekt je aan in het werken in ontwikkelingslanden?

‘Deels is dat het avontuur. Maar toch vooral de impact die je hebt met je werk – er is nog zo veel gezondheidswinst te behalen. Dat ligt me nauw aan het hart en interesseert me meer dan de nieuwste technische analysefoefjes. Het is hopeloos ongelijk verdeeld in de wereld, dat vind ik schokkend. Kijk naar tuberculose, waar jaarlijks nog altijd anderhalf miljoen mensen aan sterven. Daar was decennialang geen enkel nieuw medicijn tegen ontwikkeld, omdat het vooral een ziekte is van arme landen. Nu wordt het Westen bedreigd door corona en opeens wordt alles uit de kast getrokken om een vaccin te ontwikkelen.’

Waar komt die ambitie vandaan om een verschil te willen maken?

‘Binnen het gezin waarin ik opgroeide, was het heel normaal dat je het publieke belang diende. Mijn vader heeft altijd bij de overheid gewerkt, mijn moeder in de ouderenzorg. Ik herken dat idealisme ook in Teun. Voor Covid-onderzoek werd veel geld vrijgemaakt, dat deels ten koste is gegaan van andere ziektes, zoals malaria. Dat vindt hij heel frustrerend.’

Waarover heb je je het meest verwonderd in de corona-aanpak?

‘Hoe de rol van communicatie is onderschat, zoals dat eigenlijk bij elke infectieziektenuitbraak gebeurt. Neem het isolatiebeleid bij corona. Na een besmetting moet je nu vijf dagen in isolatie, tenzij je langer klachten houdt. Die laatste randvoorwaarde valt vaak weg in de communicatie, merk ik. Dan hoor ik een hoestend persoon bij de drogist zeggen: ik heb er vijf dagen op zitten, hoor.’

In Nederland bestaat de indruk dat de pandemie voorbij is.

‘Dat kan komend najaar nog weleens tegenvallen, het virus is nog lang niet weg. In het Radboudumc moesten we tot voor kort nog steeds operaties uitstellen omdat personeel ziek thuis zat. Ik vind de langetermijnvisie van het kabinet ook onduidelijk. Hoe gaan we precies het virus monitoren, nu testen bij de GGD niet meer nodig is? Soms lijkt het een alles-of-nietsstrategie. De regering wil dat sectoren als de horeca zelf met plannen komen, mochten er weer maatregelen nodig zijn. Maar waarom zouden zij regels als anderhalve meter afstand weer invoeren, als dat hun verlies oplevert? Daar is gewoon sturing van bovenaf voor nodig.’

Twee jaar corona heeft zijn tol geëist in de zorg. Veel zorgpersoneel is overbelast of heeft een andere baan gezocht. Ben jij ook tegen je grenzen aangelopen?

‘Nou, ik vind het fijn dat het inmiddels wat rustiger wordt op het werk. Ik hoef niet meer steeds ad hoc dingen uit te zoeken over coronabesmettingen in het ziekenhuis, waardoor al het andere, reguliere werk blijft liggen. En ik heb een fijne uitlaatklep in Lindy Hop dansen. Dat is van die oude jaren-dertig-jazzmuziek, daar hield ik als kind al van. In 2015 ben ik gaan dansen bij een Nijmeegse groep, toen was ik meteen verkocht. Het is een totaal andere wereld. De muziek is fantastisch en de scene is heel verwelkomend: er hangt een ongedwongen, open-minded en internationale sfeer. De pasjes zijn ook lekker losjes en komen niet zo precies als bij ballroomdancing, dat ik echt verschrikkelijk vind. Bij Lindy Hop wil je vooral samen een fijne dans neerzetten.’

‘Van een beetje actie word ik wel vrolijk’

Dat lijkt nogal een contrast met de droge cijfertjes van de epidemiologie.

‘Haha, het lijkt meer op elkaar dan je denkt. Ik heb niet voor niets gekozen voor de uitbrakenkant. Daar zit de actie, ik houd van die dynamiek: hoe ontwikkelt een infectieziekte zich, wat kun je nú daartegen doen? Jarenlange epidemiologische studies die uiteindelijk één vraag beantwoorden, zijn niets voor mij. Ik vind het leuk om in te spelen op wat er gebeurt en te improviseren. Eigenlijk doe je dat bij Lindy Hop ook: je past je continu aan aan het gedrag van de ander en je volgt samen de muziek, het is go with the flow.’

Laat die volgende corona-uitbraak dus maar komen?

‘Van een beetje actie word ik wel vrolijk, ja. Maar ik wil nu eerst vooral een beetje bijkomen van de afgelopen twee jaar, en ook niet-Covid-onderzoek opstarten dat is blijven liggen. Corona was een gezondheidsdrama, maar tegelijkertijd professioneel gezien een heel boeiende tijd.’ *

Leuk dat je Vox leest! Wil je op de hoogte blijven van al het universiteitsnieuws?

Bedankt voor het toevoegen van de vox-app!

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!