Zomerinterview (6): ‘De menselijke verwondering kent geen grenzen’

10 aug 2020

Hij is bekend van zijn prijswinnende onderzoek naar tussenwoordjes als ‘hè, en is enthousiast wetenschapscommunicator. Maar taalwetenschapper Mark Dingemanse heeft ook minder bekende kanten. Zo begon hij zijn carrière op het Afrikaanse platteland, komt uit een religieus gezin, en raakte verslingerd aan de wetenschap door cultboek Gödel Escher Bach.

Taalonderzoeker Mark Dingemanse is niet iemand van de gebaande paden. Letterlijk zelfs. Tijdens zijn promotie-onderzoek bracht hij in totaal anderhalf jaar door in Akpafu-Mempeasem. Dit 1200 zielen tellende dorpje in Oost-Ghana ligt in een afgelegen berggebied, ingeklemd tussen het grote Voltameer en buurland Togo. Om er te komen moet je vanuit hoofdstad Accra eerst zes uur met de bus over de N2 – een hobbelig provincieweggetje – om vervolgens net boven het regionale centrum Hohoe een zandweg in te slaan. Gsm-masten en reclameborden vormen de richtingaanwijzers. Het laatste stuk naar het dorp moet te voet.

Daar, op 5000 kilometer afstand van zijn thuisbasis Nijmegen, deed de geboren Middelburger (1983) als een van de eersten ter wereld onderzoek naar de taal Siwu. Meer specifiek: hij onderzocht hoe de taal gebruikt wordt in sociale interactie en naar klanksymboliek in het Siwu: hoe de klank van een woord haar betekenis enigszins verraadt. ‘In West-Afrikaanse talen komt klanksymboliek veel voor. Het Nederlands heeft dat minder, maar zulke woorden zijn er wel, “zigzaggen” bijvoorbeeld, of “waggelen”.’

Het onderscheid met het stadse leven in Nijmegen, waar hij in dienst was bij het Max Planck instituut (MPI), kon bijna niet groter zijn. En dat gaat verder dan taalverschillen. ‘Het rurale van zo’n afgelegen dorp staat in zo’n groot contrast met het westerse, stedelijke leven dat wij hier kennen. Je hebt niet zomaar een supermarkt om de hoek en er is lang niet altijd stroom. Maar ook de maatschappij is anders, informeler en hechter. Vanwege het warme klimaat vindt de meeste sociale interactie buiten plaats. Ideaal voor de antropologische kant van mijn onderzoek.’ Nog altijd voelt hij een speciale band met verre streken – terug te zien in bijvoorbeeld een kleurrijk tafereel van een markt in Vietnam op een schilderij in zijn woonkamer, waar het interview plaatsvindt.

‘Als wetenschapper voel ik me als een kind in de spreekwoordelijke snoepwinkel’

Inmiddels, bijna negen jaar na de afronding van zijn proefschrift – cum laude – houdt Dingemanse zich als universitair hoofddocent bij de Letterenfaculteit bezig met onderwerpen die bijna het hele veld van de taalwetenschappen bestrijken. Van het universele karakter van woordjes als ‘hè?’ (waarvoor hij in 2015 de ‘ironische’ IgNobelprijs kreeg) tot synesthesie (hoe mensen informatie van verschillende zintuigen mixen) en grammatica. Daarnaast geeft hij veel publiekslezingen en gaat hij binnenkort basisscholen langs om te vertellen over zijn onderzoek. Allemaal zijn ze terug te voeren op een ding, zo blijkt. Een onstilbare nieuwsgierigheid.

Waar komt uw brede interesse vandaan?

‘Als kind las ik al alles wat los en vast zat. Dat eclectische (het combineren van verschillende gebieden, red.) zat ook sterk in mijn opleiding Talen en Culturen van Afrika in Leiden. Met name Felix Ameka (de linguïst, red.) was een groot voorbeeld voor mij daar. Je moet niet één stramien volgen, was zijn devies. Als wetenschapper voel ik me als een kind in de spreekwoordelijke snoepwinkel. Het hoort ook bij de aard van de mens, er zijn geen grenzen aan onze verwondering. Dat zou mijn levensmotto kunnen zijn, haha.’

Die nieuwsgierigheid kunnen volgen was niet vanzelfsprekend. Dingemanse groeide op in Zeeland, in een groot gereformeerd gezin van zes kinderen. Toen hij elf was verhuisden ze naar een klein dorpje onder de rook van Rotterdam. In 2001 ging Dingemanse studeren, zijn generatie was de eerste binnen de familie die in de collegebanken zat.

De gelovige jas begon steeds meer te wringen en ging uiteindelijk volledig uit. ‘Het is een bouwwerk dat langzaam afkalfde, ik ben niet van de ene op de andere dag van mijn geloof gestapt.’ Geloof paste steeds minder bij Dingemanse. De pretentie dat geschriften die ooit door een woestijnvolk zijn geschreven de universele waarheid bevatten, de antropocentrische in plaats van kosmische blik, het sloot allemaal niet aan bij zijn verwonderende geest. Zijn ervaring met veldwerk in een totaal andere cultuur deed daar nog een schepje bovenop.

Laat wel helder zijn, benadrukt Dingemanse, hij is geen verbitterde ex-gelovige. ‘De Britse filosoof Alain de Botton beschrijft dat mooi in zijn boek Religie voor atheïsten: Er moet waarde zitten in het geloof als mensen bereid zijn gigantische kathedralen te bouwen. Verhalen geven inzicht en rituelen geven betekenis. Maar het is niet het énige verhaal.’

Een verhaal dat beter bij hem paste en naar eigen zeggen een grote vormende invloed had op zijn persoon en keuze om het pad van de wetenschap te bewandelen was het boek Gödel, Escher, Bach van Douglas Hofstadter, dat hij op zijn zeventiende las (‘een heel formatieve leeftijd natuurlijk’). Het boek uit 1979 – dat instantaan cultstatus verwierf – is een ode aan de complexiteit van het menselijk denken. Hofstadter‎ doet dit aan de hand van zich herhalende patronen die terug te vinden zijn in de wiskundige theorema’s van Gödel, de muziek van Bach, en de ‘onmogelijke’ tekeningen van Escher. ‘Het gaat over diepe thema’s als bewustzijn, recursie, maar ook schoonheid. Dat brede sprak me aan, dat alles bevraagbaar is.’

U bent een eerste-generatie-student. Moest u wennen aan de academie?

‘Ja, ik wist niet hoe het er in de academische wereld aan toe ging, dat heb ik gaandeweg allemaal moeten leren. Ik begreep pas in mijn derde studiejaar dat er zoiets bestond als promoveren. En toen ik solliciteerde op een promotieplek bij het MPI had ik nog niet echt door dat die mensen allemaal wereldtoppers waren in hun vakgebied.’

‘Het duurde daardoor wel even voordat ik me comfortabel voelde. Aanvankelijk was mijn Engels ook niet zo goed om zomaar tijdens de lunch ook makkelijk informele gesprekken te voeren met internationale collega’s. En dat je je moet durven uitspreken in een groep experts heb ik ook moeten leren, ik ben van nature eerder verlegen.’

Geeft het ook voordelen om eerste-generatie-student te zijn?

‘Zeker! Je zit toch minder vast aan tradities en verwachtingen. Mijn ouders hebben me altijd gestimuleerd om mijn passie te volgen. Daardoor ben ik denk ik ook minder bezig met strategische carrièrekeuzes dan sommige mensen om mij heen. Laatst vroeg iemand: “Houd je niet in de gaten wanneer hoogleraren met pensioen gaan en ergens een plek vrijkomt?” Nou, dat is werkelijk nog nóoit in me opgekomen.’

‘Sterker nog, ik had al een goed lopend bedrijfje in grafische vormgeving als student, om mijn studie te bekostigen. Huisstijlen en websites maken voor bedrijven, dat soort dingen. Als mijn promotieplek niet door was gegaan deed ik dat nu misschien nog steeds met veel plezier. Ik vond het ook helemaal geen probleem dat ik in de coronatijd bijna fulltime thuis zat met onze twee jonge kinderen. Mijn vrouw had het als geestelijk verzorger in het ziekenhuis juist drukker dan ooit door alle corona-patiënten, hun familie én medewerkers die steun nodig hadden. Zij heeft een veel crucialer beroep.’

‘Individuele prijzen zetten wetenschappers vaak te veel op een voetstuk’

Dingemanse kreeg de afgelopen maanden twee prijzen. De eerste was de Radboud Science Award, samen met Tessa van Leeuwen van het Donders Centre for Cognition, voor een onderzoek naar synesthesie. ‘Dat project kwam heel toevallig tot stand, toen zij een keer bij het MPI een presentatie gaf over haar werk over dit onderwerp. Het leek me boeiend om te combineren met mijn taalonderzoek.’

Uiteindelijk leidde de samenwerking tot een groot publieksonderzoek, gefinancierd door NWO. Ze toonden daarin andere aan dat letters bij veel mensen eenzelfde soort kleurassociatie oproepen. Zo is de ‘aa’ meer rood dan groen, en de ‘ie’ meer licht dan donker. ‘Door dit soort onderzoek begrijpen we beter hoe onze hersenen die complexe verzameling van geluiden en beelden sorteert in behapbare pakketjes, en dat taal hierbij kan helpen’, zei Dingemanse hierover eerder tegen Vox.

De andere prijs kreeg Dingemanse juist voor het brede karakter van zijn werk. Deze Heineken Young Scientist Award (à 10.000 euro) reikt de Koninklijke Akademie van Wetenschappen 1 oktober aan hem uit. Afgezien van zijn onderzoek was de jury ook enthousiast dat Dingemanse veel aan wetenschapscommunicatie doet, zoals via lezingen en het publieksonderzoek met Van Leeuwen.

Twee prijzen in twee weken tijd, dat lijkt me een hele eer.

Ja, het is een fijne erkenning van mijn werk. Al ben ik niet zo van de individuele prijzen, die zetten wetenschappers vaak te veel op een voetstuk. Ik zie het liever als een aanmoediging voor iedereen die tegen de stroom in studies doet zoals ik. Onderzoek naar bijvoorbeeld structuur van alledaagse gesprekken bevindt zich in de marge. Op congressen heb ik daar wel eens meewarige blikken over gehad. Zo van: hier maak je nooit carrière mee.’

‘Gelukkig kreeg ik dankzij beurzen zoals de Veni en Vidi altijd de vrijheid om precies te doen wat ik wil. Wat dat betreft zit ik hier op de Radboud Universiteit ook perfect. Nijmegen is qua diversiteit een geweldige plek voor taalonderzoek, met het MPI, het Donders Instituut en het Centre for Language Studies, waar ik nu werk.’

Dat is fijn, maar tegelijkertijd klinkt het heel elitair om betaald te worden om puur je nieuwsgierigheid te volgen, zonder dat het tot een concrete toepassing hoeft te leiden. Zijn wetenschappers niet verwend?

‘Het is juist ontzettend moeilijk om ongebonden onderzoek te doen, daar is steeds minder geld voor. Die budgetten zijn van een andere orde dan die voor medisch onderzoek. Duitsland steekt veel meer geld in niet-toepassingsgericht onderzoek. Op de lange termijn bewijst dat altijd zijn nut, redeneren zij, maar we weten nu alleen nog niet wat.’

Mark Dingemanse. Foto: Bert Beelen

‘En: verwend? Wetenschappers hebben het juist niet goed, velen worden uitgebuit. Ze moeten veel onderwijs geven, werken vaak op een tijdelijk contract – de werkdruk is daardoor soms bizar. Universiteiten zetten de flexwet tegen hen in. In plaats van de zekerheid van een vast contract na een paar jaar, moeten mensen juist verplicht uit dienst.’

Door extreme competitie komen extreme talenten bovendrijven, is het idee.

‘Nou, ik weet zelf wat voor loterij het is. In het jaar dat ik mijn Vidi kreeg greep ik naast twee andere grote beurzen, terwijl mijn aanvragen dáárvoor misschien wel beter waren geschreven. Onderzoekers die net misgrijpen zijn echt niet minder goed. Maar zij leggen het wel af. Dat levert mij wel een soort survivorship guilt op, het besef dat mijn plek ten koste gaat van iemand anders. Het geeft ‘succes’ een bitterzoet randje. Ik zou liever zien dat er een veel groter vaste financiële voet is en minder beurzen, die je verloot onder de beste voorstellen.’

‘Er is een overschot aan promovendi’

NWO en de universiteiten pleiten inmiddels ook voor een andere manier van erkennen en waarderen van wetenschappers. Op social media was u kritisch hierop. Waarom?

‘Dat hele idee van vooral naar impact factors kijken (een maat voor de status van een wetenschappelijke publicatie, red.) is natuurlijk idioot, het is goed als we daar vanaf stappen. Maar niet alle beoordelaars van beurzen en sollicitanten – vooral de oude garde – zullen dat meteen doen. In de praktijk zullen mensen daardoor juist op nóg meer borden moeten gaan schaken. Én goede publicaties, én excellent onderwijs én publiekslezingen.’

 Hoe los je dat op?

‘Dat is niet simpel op te lossen. Waar het mij om gaat is dat daar meer bewustzijn voor is. We moeten voorkomen dat men denkt dat met nieuwe beoordelingsmethodes alle problemen opgelost zijn.’

 Wat doet u zelf? U zit op een beoordelende positie.

‘Met mijn Vidi-subsidie neem ik bijvoorbeeld postdocs aan in plaats van promovendi. Een belangrijke bottleneck in een wetenschappelijke carrière is namelijk om na een promotie aan een vervolgbaan te komen. Er is simpelweg een overschot aan promovendi. Dit zijn natuurlijk first-world problems ten tijde van een pandemie en met een klimaatcrisis in aantocht. Maar daarmee zijn ze niet minder reëel.’

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!