Een eeuw lang Tempeliers: ‘Het is mooi om te zien hoe we er altijd weer bovenop komen’

27 mei 2025

Honderd jaar. Zo lang bestaan de Nijmeegse herengenootschappen H.O.E.K. en De Tempeliers. Het zijn de oudste nog bestaande disputen van de stad. Vox ging in gesprek met enkele (oud-)leden. Vandaag deel 1: De Tempeliers.

Hagelwitte muren met strakke schilderingen erop, een leger aan dispuutsleden dat druk in de weer is met schoonmaakspullen, apparatuur en versieringen. In het Vensterhuis, thuisbasis van kroegdispuut De Tempeliers, is het deze vrijdagmiddag een drukte van jewelste.

‘Vanavond vindt het feest plaats dat we elk lustrum houden’, zegt planologiestudent en preses Sander Janssen. ‘Voor ons jubileum pakken we extra groot uit.’ Om dat goed te laten verlopen is aan alles gedacht, vertelt Janssen. Zo zijn in de weken ervoor alle muren opnieuw geschilderd, zijn er bij een carnavalsvereniging grote decorstukken gekocht, is er een flinke lading drank ingeslagen én zijn er zelfs Tempeliers-condooms klaargelegd.

Jubileumfeest

Om het jubileumfeest in goede banen te laten lopen is oud-lid Edo Kamers (25) opgetrommeld. En ook voormalig preses Guus Stoffelen (23, geneeskunde) helpt een handje in de voorbereiding.

De drie nemen plaats aan een tafel in de voortuin, waar reünist Mike Vencken (65) met een aantal oude fotoalbums zich bij het gezelschap aansluit.

De Tempeliers op de trap voor hun dispuutshuis. Foto: Diede van der Vleuten
De Tempeliers op de trap voor hun dispuutshuis. Foto: Diede van der Vleuten

‘Ja er is wel het nodige veranderd’, vertelt Kamers, terwijl hij door foto’s uit de jaren zestig bladert waarop de mannen allemaal een net pak dragen. ‘We zijn met de tijd meegegaan en niet meer zo strikt op de regels. Tijdens dispuutsavonden kleden we ons niet meer zo formeel.’

Maar er zijn ook de nodige dingen hetzelfde gebleven. Janssen: ‘We organiseren nog steeds diners. En dezelfde disputen waarmee we vroeger borrelden, nodigen we nog steeds uit. Vooral uit van oorsprong katholieke steden, zoals Tilburg of Maastricht.’

Stoffelen: ‘Van oudsher waren het vooral families van ondernemers die bij het dispuut zaten. Dat is inmiddels ook al lang niet meer zo. Maar die ondernemersgeest leeft nog wel: we organiseren veel feesten en andere activiteiten – en leden worden gestimuleerd daarbij een actieve rol te spelen.’

Bekend is het jaarlijkse Coupe des Templiers-festival. Wat ooit begon als een hockeytoernooi is uitgegroeid tot een festival met disputen en verenigingen uit het hele land. Hockey speelt nog maar een bijrol. Oudgediende Vencken, met een knipoog: ‘Vroeger was hockey ook niet altijd het belangrijkste, hoor.’

‘Er is veel gebeurd in die honderd jaar’, gaat hij verder. ‘En het ging niet altijd even goed met het dispuut. Denk aan de tijd in de Tweede Wereldoorlog, toen het studentenleven helemaal stil lag. Of recenter: de coronacrisis. En natuurlijk de twist met de gemeente over de kamerhuur. Het is mooi om te zien hoe we ondanks mindere periodes er altijd weer bovenop komen.’

Maatschappelijke parallellen

Vencken kijkt ook graag een stapje verder dan alleen het eigen dispuut. Op maatschappelijk vlak zijn eveneens parallellen te trekken. Zo noemt Vencken de ontwikkelingen rondom de pro-Palestinademonstraties in Nijmegen. In de jaren zestig waren er ook studentenprotesten in de stad, die het dispuut op de eerste rij meekreeg. ‘Hier tegenover het huis lag het toenmalige aulagebouw van de universiteit, dat in 1968 door studenten bezet werd. De allereerste studentenbezetting van het land.’

In 1981, rondom de Piersonrellen, zat het dispuut weer middenin de protesten. ‘In de aula werd een raadsvergadering gehouden, die demonstranten toen probeerden te verhinderen. Het hele plein stond hier vol met politie. Ze hebben nog bij ons op zolder gezeten om de boel in de gaten te houden. De volgende ochtend stond met grote graffitiletters op de auto van een dispuutsgenoot “het lijkt hier wel oorlog” geschreven.’

‘We moeten niet naast onze schoenen gaan lopen en doen alsof we heel speciaal zijn’

Terug naar het heden. Het dispuut aan de Bijleveldsingel, onderkomen van elf studenten, heeft met de jaren een illustere naam vergaard. “Al 95 jaar wordt er gefeest, weten de vrouwen hun weg te vinden en worden zoals altijd de zaken goed geregeld”, schrijft het dispuut op haar eigen – inmiddels verouderde – website.

Er was voldoende drank ingeslagen voor het eeuwfeest. Foto: Diede van der Vleuten

Ervaren de leden dit zelf écht zo? Ze beginnen te lachen.

Kamers: ‘Ja we doen ons best om onszelf goed te presenteren. Het kost veel energie en inspanning om een huis als dit te onderhouden.’

Janssen: ‘Wat ook bijdraagt aan het beeld dat mensen van ons hebben is dat wij geen achtertuin hebben. Als we een feestje of borrel houden, is dat altijd in onze voortuin. En dan ben je heel zichtbaar.’

‘Maar zo bijzonder is het hier ook weer niet, hoor’, relativeert Stoffelen. ‘We moeten niet naast onze schoenen gaan lopen en doen alsof we heel speciaal zijn.’

Kanotocht

Overleveringen van vroeger die nog steeds doorgegeven worden, kunnen – of willen – de vier niet vertellen. ‘Het gaat vooral om het moment zelf’, zegt Vencken. ‘Zo heb ik destijds een kanotocht in de Betuwe gedaan. Na afloop was iedereen nat, maar moesten we nog wel de kroeg in. Dus hebben wij ons langs de waterkant staan omkleden. We kregen van bewoners uit het dorp allemaal boze blikken toegeworpen; die zagen ineens allemaal naakte mannen staan. Later bleek dat we in een zeer christelijke gemeenschap waren beland.’

‘Tot en met het toilet aan toe hebben we een open deurbeleid’

Door naar het huis zelf, een statig pand, waar al sinds jaar en dag leden van het dispuut wonen. In het huis geldt een ‘opklimprincipe’, legt Kamers uit. Nieuwe leden krijgen de kleinste kamers, vaak gelegen op de begane vloer. In verloop van tijd schuiven zij door naar de grotere kamers, totdat zij uiteindelijk op de beste kamers op de zolderverdieping uitkomen. De elf bewoners van het huis (na drie jaar moet je het huis verlaten) zijn hecht met elkaar.

Kamers: ‘Het verschil met een gang in bijvoorbeeld Hoogeveldt is dat we hier continu bij elkaar naar binnen lopen. Tot en met het toilet aan toe hebben we een opendeurbeleid.’ Met een knipoog: ‘Bij wijze van spreken dan, hè.’

‘Ik heb zelf nooit broertjes gehad’, vertelt Stoffelen. ‘Maar door de manier waarop we hier met elkaar omgaan heb ik toch het gevoel dat dit mijn broertjes zijn. Je maakt samen de leukste dingen mee, maar je kan elkaar soms ook achter het behang plakken.’

Leuk dat je Vox leest! Wil je op de hoogte blijven van al het universiteitsnieuws?

Bedankt voor het toevoegen van de vox-app!

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!