Paul graaft: ophokuren
Om de twee weken verplaatst Paul van den Broek een paar scheppen zand om dichter te komen bij de kern van de universiteit. Vandaag een gesprek met zijn coach die hem op weg hielp naar het BKO-diploma. Ik heb er lang op moeten wachten, maar eind vorig jaar kon ik weer eens een diploma toevoegen aan mijn overigens niet overdreven rijke palmares van getuigschriften. Het gaat hier om het zogeheten BKO, wat staat voor Basis Kwalificatie Onderwijs, wat inhoudt dat het Nederlands hoger onderwijs vertrouwen stelt in mijn onderwijskwaliteiten. Wat nog staat te bezien, want zoals de Engelsen het zo mooi zeggen: de kwaliteit van de pudding manifesteert zich pas bij het eten. Ik heb slechts een kijkje in de keuken mogen genieten, vier jaar lang en leerzaam genoeg. Ik heb aan den lijve kunnen ondervinden hoe een diploma aan waarde inboet als het inzet wordt van een politiek steekspel. De universiteit heeft namelijk met de minister afgesproken dat zeventig procent van de docenten BKO-waardig zal worden in ruil voor een zak geld, omdat die doceerdiploma’s ons het mooi profiel aanmeten van ‘onderwijsuniversiteit’. Wat krijg je dan? Een voorzitter van een examencommissie die niet alleen blij is voor de kandidaat, maar ook voor zichzelf: de RU is immers weer een stapje dichter bij haar belofte gekomen. Zo’n dealtje geeft dus te denken: ben ik nou zo goed of is de universiteit zo gretig? Een paar dagen na de uitreiking zat ik aan tafel bij José van Alst, jarenlang mijn coach die me naar het diploma heeft geleid. Haar missie, een academisch esprit de corps voor de Radboud Universiteit, wil ik graag tot de mijne rekenen. Maar vier jaar lang doceren in alle hoeken van de universiteit heeft me laten zien dat de weg ernaartoe met mijnen ligt bezaaid. Eentje kwam er tot ontploffing toen een van de cursussen die ik mede heb mogen verzorgen – bètastudenten een leesbare tekst leren schrijven – verplicht werd gesteld. Duitsers en Nederlanders, tekstlievelingen en dyslectici, journalisten in de dop en toekomstig onderzoekers: alle bachelorstudenten werden op precies dezelfde wijze door het programma geloodst. Waarom geen flexibel aanbod afgestemd op interesse? Mijn twijfel was maar één kant van de medaille, de andere kant is ernstiger: inzakkende motivatie bij een deel van de studenten. Met Van Alst besprak ik de noodzaak van een flexibel onderwijsaanbod, des te actueler nu de universiteit sinds dit jaar een nieuwe oekaze heeft uitgevaardigd: alle studenten van alle opleidingen over alle bachelorjaren moeten minimaal vijftien ‘contacturen’ onderwijs genieten. Van Alst, sinds dit jaar werkzaam bij het onderwijsinstituut van psychologie, ziet op haar werkvloer de keerzijde van deze op het oog fraaie handreiking aan studenten. Bij psychologie gaat het wekelijks om zo’n vijf extra onderwijsuren, en hoe daaraan een zinvolle invulling te geven? Dreigen er geen ophokuren? Dreigt niet nog meer overbelasting voor docenten? Vooralsnog een puzzel. Van Alst ziet twee uitwerkingen ontstaan. ‘Colleges van voorheen twee uur worden uitgesmeerd over drie en er wordt een filmpje of praktijkverhaal toegevoegd’. Zelf ziet ze meer in de tweede vorm: ‘In de extra contacttijd zoeken studenten samen met de docent de diepte op aan de hand van zelfstudieopdrachten.’ Overigens houden in beide varianten veel studenten het vroegtijdig voor gezien, al ervaren in de tweede variant studenten en docent meer contact. ‘Alleen jammer dat je met veertig mensen in zo’n grote collegezaal moet blijven zitten.’ Haar hartekreet: ‘Laten we dus flexibeler omgaan met de contacturen en explicietere eisen stellen aan welk soort contact we willen.’ Bedoelde hoogleraar Jan Derksen hetzelfde toen hij vorige maand in de Volkskrant fel uithaalde naar de zinloosheid van de door hem verzorgde hoorcolleges? De studenten vervelen zich en Derksen snapt niet dat ze de kennis in de collegezaal komen ophalen, terwijl die op internet ook voor het grijpen ligt. Opnieuw die reuk van een ophokuur, met de existentiële twijfel van de docent die voedsel geeft aan desinteresse van studenten. Wat raar is: op de werkvloer weten ze heus wel hoe ze hun onderwijs kunnen verbeteren, zeker nu zeven van de tien docenten BKO-waardig worden gemaakt. Zo’n steeds slimmer corps opzadelen met het wel erg grof geschut van de verplichte contacturen maakt de slagkracht niet groter. Een mooi curriculum is als een driegangenmenu: een oekaze van de managers om calorieën toe te voegen maakt de eetlust niet beter. Maar waarom gaat keukenmeester-hoogleraar Derksen gewoon door met hoorcolleges die hij zelf niet blieft? ‘Zo lang mijn onderwijsdirecteur dat van mij verlangt, sta ik voor de collegezaal’, zei hij eerder tegen Vox. Tja. De maaltijd wordt zeker niet aangenamer op als de professional de pollepel uit handen geeft. / Paul van den Broek