Home » Nieuws » UMC komt wèl met mooie cijfers naar buiten
UMC komt wèl met mooie cijfers naar buiten
12 sep 2013
Het UMC St Radboud maakte gisteren bekend dat ze de overlevingscijfers publiceert van patiënten die er worden behandeld aan longkanker en kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen. Waarom? Het ziekenhuis ‘vindt transparantie in de zorg belangrijk’. Toevallig vallen de cijfers wel uit in het voordeel van het UMC.Creative Commons, Cali4 Via de website van het UMC St Radboud kun je vanaf vandaag de overlevingscijfers van patiënten met kanker achterhalen. Nu gaat het alleen nog om cijfers van longkanker en gynaecologische kanker zoals baarmoederhalskanker. Maar vanaf februari 2014, Wereld Kanker Dag, wil het ziekenhuis ook de cijfers van andere kankervormen publiceren. De cijfers pakken overwegend uit in het voordeel van het UMC. Bij longkanker (die op het moment van diagnose stadium 1 en 3 hadden) is de overlevingskans na vijf jaar (van patiënten behandeld in het Radboud) een stuk hoger dan gemiddeld in Nederland. Datzelfde geldt voor de overlevingskans bij baarmoederhalskanker. Patiënten met deze vorm van kanker (stadium 2, 3) die in het Radboud zijn behandeld, hebben na vijf jaar een aanmerkelijk grotere overlevingskans. Of neem eierstokkanker. In stadium 1, 2 en 4 is de overlevingskans voor Radboud patiënten na vijf jaar ook hoger dan gemiddeld in Nederland. Wat de vraag oproept of het Radboud deze ‘openheidactie’ ook was gestart als de cijfers minder rooskleurig hadden uitgepakt. ‘Jawel’, reageert Han van Krieken, directeur van Radboud Universitair Centrum voor Oncologie (RUCO).‘Toen we een jaar geleden afspraken om de cijfers openbaar te maken, hebben we gezegd: dat doen we ook als blijkt dat ze niet goed uitpakken voor ons ziekenhuis. Ik geef toe, dan hadden we waarschijnlijk niet zoals nu contact gezocht met De Volkskrant (De Volkskrant opent vandaag met het nieuws over de openbare cijfers, red.), maar dan hadden we de cijfers wèl op onze website gepubliceerd.’ Wat in de media onvoldoende naar voren komt, zegt Van Krieken, is dat hij en zijn collega’s hiermee startten omdat ze precies wilden weten waar ze goed en minder goed in zijn. ‘We wilden weten waar we staan in het landelijk beeld. Artsen vinden dat zelf ook prettig om te weten. Het geeft ons handvatten om te verbeteren waar we minder goed in zijn.’ En daar zijn ze al mee begonnen. ‘We zien bijvoorbeeld bij eierstokkanker stadium 3 dat we lager zitten dan het landelijk gemiddelde. We hebben daarom dossieronderzoek gedaan bij deze relatief kleine groep patiënten om te kijken of we daar iets van kunnen leren.’ / Martine Zuidweg