Welters’ weemoedige wereld: realistische sprinkhanen

05 mrt 2012

Leven we in een wereld van vlees, bloed, aarde en tranen? Of leven we in een wereld die een optelsom is van hersenschimmen? Veel hedendaagse mensen – van politici tot managers en wetenschappers – doen zich graag als realist voor en kiezen voor de eerste optie. Optie twee wordt door de realisten terzijde geschoven als luchtfietserij van hippies.

Realisten denken nuchter, in heldere causale ketens, met altijd een open oog voor de weerspannige werkelijkheid. Zo van: we kunnen wel willen dat de we een paar flinke stappen terug moeten doen als consument, maar dat kan niet omdat we in een geglobaliseerde, open wereld leven en dus domweg mee moeten in de vaart der volkeren – It’s the economy, stupid!

Maar deze logica is er een van de opperhuid en is op de keper beschouwd niet meer dan een aaneenschakeling van halfrationele overtuiginkjes. Zoals onze eigen logicus, boeddhist, paukenist en Spinozapremiewinnaar Henk Barendregt – om aan te geven wat alle studenten zouden moeten weten over beleidswetenschappen – al in zijn Buytendijklezing van 1999 stelde: ‘Uitgelegd moet worden dat geld oorspronkelijk een middel was dat gelijkwaardig was aan een hoeveelheid goud als ruilmiddel. Maar dat het tegenwoordig alleen maar een soort virtual reality is die bestaat in de geheugens van een aantal centrale computers. Dat er op de beurzen schrikbarend vele malen meer geld in omloop is, dan dat er aan goederen en diensten geleverd kan worden. Dat dit een riskante situatie is. Dat het nemen van opties een soort gokken is (waar overigens wel interessante wiskunde voor bestaat).’

Quod erat demonstrandum anno 2012. De wrange grap is dat de heren en dames economen en politici nu soebatten over de aanpak van een probleem – al dan niet bezuinigen op de overheidsfinanciën – dat volgens de hiervoor geciteerde volstrekt heldere, maar tien jaar terug nog als onrealistisch weggehoonde, wiskundige psychologie van Barendregt onontkoombaar is: van gebakken lucht valt op termijn niet te leven.

In The Grasshopper – Games, Life and Utopia (1978) laat sportfilosoof Bernie Suits de menselijke conditie aan de hand van een parabel oplichten. Na een prachtige gezamenlijke zomer vertelt de sprinkhaan aan zijn vriendjes dat hij nu, geheel conform zijn aard, het loodje gaat leggen. Zijn vriendjes willen hem de winter doorhelpen door voedsel aan hem af te staan. De sprinkhaan weigert beleefd doch resoluut. De winter doorkomen, dat druist tegen zijn onbekommerde aard in. ‘Therefore, either I die or cease to be the grasshopper. But since I am just the grasshopper, no more and no less, dying and ceasing to be the grasshopper are one and the same thing for me. I cannot escape that logic or that fate.’

Wat we volgens de hyperrealistische sprinkhaan moeten inzien, is dat het spel de maatstaf aller dingen is: ‘Is the carpenter on his roof-top simply hammering nails, or is he making some move in an ancient game whose rules he has forgotten? But now the chill creeps upon my legs. I grow drowsy. Dear friend farewell.’

De mens als realistisch, sterfelijk speeldier en niet als eeuwig gelddier. Daar zouden ze het in die Catshuis-sessies eens over moeten hebben.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!