‘Ondanks alles moet Harry Pettit kunnen zeggen wat hij heeft gezegd’
-
Protest uit solidariteit voor Harry Pettit. Foto: Vox
OPINIE- Harry Pettit moest zijn taal matigen. Volgens Lize Glas, universitair hoofddocent internationaal en Europees recht, beperkte de universiteit daarmee zijn recht op vrije meningsuiting. 'Het kan ervoor zorgen dat andere medewerkers zich tweemaal bedenken voordat zij zich uitlaten.'
Zoals het college van bestuur en college van decanen in een uitgebreid bericht aan ‘studenten en medewerkers’ van 17 november aanhalen, sprak Harry Pettit op X over ‘het afmaken van 7 oktober’, betuigde hij steun aan een docent die de moord op Charlie Kirk had toegejuicht, en noemde hij de moord op twee Joden het resultaat van onvermijdelijke woede. De uitspraken van Harry Pettit vind ik misplaatst, onnodig hard en onderschrijf ik niet. Hij had de uitspraken daarom niet moeten doen.
Maar wat ik zelf vind is irrelevant want er staat iets veel groters op het spel: het recht op vrije meningsuiting. Vanwege het grote belang van dat recht, dat onlosmakelijk is verbonden met de democratie, moet Pettit wel kunnen zeggen wat hij heeft gezegd. Het recht op vrije meningsuiting is niet alleen vastgelegd in onze Grondwet maar ook in internationale verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De bijbehorende rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens biedt helderder aanknopingspunten om de uitspraken van Pettit te beoordelen dan de RU Gedragscode waar het CvB zich in het bericht vooral op baseert, overigens zonder Pettit bij naam te noemen. Het CvB verwijst naar ‘één van onze collega’s’.
Schuren
Eén zo’n aanknopingspunt is dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen van toepassing is op meningen die gunstig worden ontvangen. Waarden zoals pluralisme, tolerantie en ruimdenkendheid vereisen dat wij ook meningen accepteren die beledigend, schokkend of verontrustend zijn. Of zoals het CvB schrijft: ‘En ja’ dat debat ‘kan en mag ook schuren’. De vrijheid van meningsuiting reikt dus ver, juist ook wanneer een uiting bijdraagt aan een politiek debat over een belangrijke en actuele maatschappelijke kwestie.
Een ander aanknopingspunt is dat het recht op vrije meningsuiting niet onbeperkt is. Dit recht mag beperkt worden wanneer een uiting bijvoorbeeld hate speech inhoudt, waaronder ook het oproepen tot geweld of discriminatie valt. De bovenstaande uitspraken van Pettit zijn op het randje maar gaan daar, denk ik, net niet overheen. Zo hoeft het ‘afmaken van 7 oktober’ niet te worden gelezen als een oproep tot geweld, want in hetzelfde bericht heeft Pettit het over het blijven oproepen tot ‘boycots’ en het isoleren van de ‘kolonistenkolonie totdat deze ontmanteld is en Palestina vrij is’. Het ligt dus meer voor de hand dat het ‘afmaken’ betrekking heeft op boycotten en isoleren dan op het plegen van geweld. In het bericht stelt het CvB overigens ook niet onomwonden dat Pettit zich schuldig heeft gemaakt aan hate speech.
‘Wat ik zelf vind is irrelevant want er staat iets veel groters op het spel’
De vrijheid van meningsuiting mag alleen beperkt worden wanneer de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. Dit is logisch, want er staat immers een recht op het spel dat waakt over belangrijke waarden zoals pluralisme en democratie. In de alinea die is gewijd aan ‘één van onze collega’s’ (Pettit dus) noemt het CvB dat het zijn uitspraken niet onderschrijft en dat de uitspraken niet passen binnen de Gedragscode. Of het CvB de uitspraken onderschrijft is niet zo relevant, net zoals het irrelevant is of ik de uitingen onderschrijf. Bovendien specificeert het CvB niet welke regel uit de Gedragscode Pettit heeft overschreden. Het CvB motiveert dus niet helder waarom het vindt dat de uitingen niet gedaan mogen worden. De X-berichten hebben niet daadwerkelijk tot opstootjes geleid of iets dergelijks.
Chilling effect
In de alinea’s in het bericht die niet specifiek betrekking hebben op Pettit, maar op ‘debat en dialoog op de campus’ (de titel van het bericht) in bredere zin wijst het CvB erop dat dat vertegenwoordigers uit de pro-Palestina beweging en Joods-Israëlische studenten en medewerkers hebben aangegeven ‘zich onprettig of niet meer veilig’ te voelen op de campus. Daaraan voegt het CvB toe: ook ‘studenten en medewerkers die zich niet tot een van deze groepen rekenen, geven regelmatig aan dat zij de situatie op de campus niet aangenaam vinden vanwege de polariserende uitingen vanuit verschillende richtingen’. Zoals ik eerder uitlegde mogen meningen ook worden geuit wanneer zij verontrustend zijn. Er is meer nodig om de vrijheid van meningsuiting te mogen beperken dan gevoelens waarvan niet duidelijk is hoe breed zij worden gedeeld.
Het laatste aanknopingspunt dat ik wil uitlichten is dat de gevolgen van een beperking relevant zijn voor de vraag of het recht op vrije meningsuiting is geschonden. Alhoewel Pettit uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst is gekomen met de universiteit, leek het dat hij weinig keuze had. Volgens een interview met Pettit in Vox had de RU hem een ultimatum gegeven: ‘Hij moest zijn uitspraken aanpassen of er zou ontslag volgen’. De gevolgen van het uiten van zijn mening zijn dus groot geweest voor Pettit. Een dergelijk ultimatum kan bovendien voor een chilling effect op het recht op vrije meningsuiting zorgen: het kan ertoe leiden dat andere medewerkers zich tweemaal bedenken voordat zij zich uitlaten over een gevoelige maatschappelijke kwestie.

Ton Mulders schreef op 18 november 2025 om 17:29
‘het kan ertoe leiden dat andere medewerkers zich tweemaal bedenken voordat zij zich uitlaten over een gevoelige maatschappelijke kwestie.’
Laat dat nu precies zijn wat ik van academici verwacht. Dat ze een beetje nadenken voor ze iets zeggen.
Pettit is geen deskundige op het gebied van Israel/Palestina, en kan dus niet bogen op academische vrijheid. Op plein 44 had hij dit inderdaad allemaal mogen zeggen. Maar hij koos de universiteit als strijdterrein, en daar ligt de lat nu eenmaal een stukje hoger. Terecht de laan uitgestuurd dus.