Een traan bij het afstuderen van een student: ik ben een mens met mensenwerk
-
Kim Fairley. Foto: Dick van Aalst
Het hart van columnist Kim Fairley maakt tot twee maal toe een sprongetje als een van haar masterstudenten ondanks een lastige periode toch zijn scriptie inlevert.
Het is niet de eerste keer dat een student die uitvalt tijdens het schrijven van een master thesis (de eindscriptie) een jaar later weer bij me aanklopt. Hoogst ongebruikelijk is het wel. Beeld je maar eens in: je hebt een poging gedaan tot afstuderen, en ergens in dat proces is het niet gelukt en heeft je begeleider definitief de stekker eruit getrokken. Weg afstuderen, hallo jaar studievertraging. Niemand zou raar opkijken als je met een schone lei wil beginnen. Een nieuw afstudeeronderwerp, een nieuwe aanpak en een nieuwe begeleider.
Eerlijk is eerlijk: het voelt goed als een student weer kiest voor mijn supervisie. ‘Heb ik gefaald als begeleider?’ en ‘had ik meer moeten ondersteunen?’, zijn vragen die door mijn hoofd spoken. Niet dus, leid ik af, als de student in kwestie een jaar later weer bij mij aanklopt.
Max (niet zijn echte naam) trok vorig jaar zelf de stekker eruit en dat om 2 voor 12. Ik was zeer verrast, want hij stond er meer dan prima voor. Een privékwestie had hem kort voor het definitieve inlevermoment onderuitgehaald.
Een jaar later geeft hij aan dat er ook sprake is van enorme onzekerheid, een hoofd dat in toenemende mate elk getypt woord overpeinst, wat vervolgens leidt tot slapeloosheid, onrust en angsten.
Max gaat verder waar hij een jaar geleden abrupt was gestopt. In hetzelfde niet-afgeronde document, met dezelfde verzamelde data en onder mijn begeleiding. Hij maakt uitstekende progressie. Ik weet zo zeker dat hij het deze keer gaat halen, dat het me compleet overrompelt als hij wederom om 2 voor 12 onderuitgaat. Met het grote verschil dat hij me deze keer toelaat in zijn binnenwereld.
Ik schrik wanneer ik hem snel na zijn noodkreet zie. Hij is zienderogen afgevallen. Klopt, beaamt hij, hij kan niets eten, slaapt niet en blijft alles maar overdenken. Ik vertel hem meermaals indringend dat zijn werk van zeer goede kwaliteit is en we bespreken in detail wat er nog ontbreekt. Ik probeer zo goed als ik kan de ruis weg te halen en de onzekerheid om te zetten in concrete acties.
Ik zie hem ontspannen, maar weet ook dat de onrust thuis zal terugkeren. In de mails die ik hem daarna stuur, blijf ik hem geruststellen en moed inspreken.
Hij levert zijn masterscriptie in, en mijn hart maakt een klein voorzichtig sprongetje. De laatste horde is de eindpresentatie van zijn onderzoek. Max verschijnt op het afgesproken tijdstip. Mijn hart maakt weer een sprongetje. Met een onbeschrijflijke rust en blijk van expertise geeft hij een fantastische presentatie. Hij verrast me. Weer. Maar nu met positieve afloop. Ik houd het niet droog. Hormonen, zeg ik snel tegen de tweede lezer en mijn collega.
Vier compleet verschillende studenten studeerden voor het zomerreces bij me af. Hun proces ontroert me altijd. Maar nooit eerder tot tranen toe. Het zijn die ongemakkelijke tranen die mij doen realiseren: ik ben een mens met mensenwerk, en ik ben dol op dit mensenwerk.
Lees alle columns van Kim Fairley