Fietser
Omdat de Air Force Ones af en aan vlogen was het fietsers op de wegen rond de Polderbaan deze week verboden stil te staan. Wandelen mocht trouwens ook niet, maar het werd niet geheel duidelijk wat een terrorist nou fietsend níet, maar wandelend of stilstaand wél kon.
Gelukkig woonde ik niet bij Schiphol, want ik had de afgelopen tijd met mijn fiets meer gelopen en stilgestaan dan gereden. Na vijf fietsloze maande in Amerika lonkte mijn tweewieler weer, maar ongeveer een kilometer voorbij Beek brak mijn stuur af. Het rijwiel was nog niet goed en wel gerepareerd of het werd al bij het station gestolen. Daarna volgden nog twaalf fietsen en dertien ongelukken: haperende versnelling, gebroken ketting, niet-werkende remmen en een stuk getrapt voorlicht (plus de bijbehorende boete).
Dat soort akkefietjes is voor de Nederlandse fietser maar moeilijk te verkroppen, omdat ‘verboden stil te staan’ inderdaad zijn enige gebod is. Gezagsgetrouw racet hij dan ook slingerend voort, ongehinderd door stoplicht, haaientand en kruisend verkeer. Hij haalt rechts in, negeert zebrapaden en snijdt af over stoepjes. Stilstand is immers achteruitgang. In rijen van zes verplaatsen hij en zijn lotgenoten zich over de Heyendaalseweg.
Kijk, dat zul je een Amerikaanse fietser niet snel zien doen. Al was het maar omdat de Amerikaanse automobilist volkomen onwetend is van zijn bestaan. Alleen voor mijn huis in New Haven heb ik al drie studenten tegen een openslaand portier zien klappen. Voorzichtig volhardend schuifelt de Amerikaanse ridder op zijn stalen ros dan ook door het verkeer, een fluorescerende cape rond zijn schouders en een helm op zijn hoofd. Hij heeft geen haast. Als hij voor de vierde keer die dag weer wordt afgesneden staat hij even stil, slaakt een berustende zucht en zegt tegen zichzelf: ‘Morgen neem ik gewoon weer de auto.’
Lees alle columns van Niek Janssen