column

Wilco

18 jun 2019

Tien jaar geleden zag ik Wilco voor het eerst, in Brussel. Een decennium later heb ik opnieuw kaartjes voor de rockband uit Chicago, ditmaal voor een optreden in Amsterdam.

Tijdens mijn studie leerde ik de groep kennen dankzij enkele huisgenoten uit Belgisch Limburg. Ik keek een beetje op naar de oudere jongens die op elektrische gitaren tokkelden en al hun euro’s aan een goede muziekinstallatie spendeerden. ’s Avonds luisterde ik wel eens muziek bij hen op de kamer, Wilco’s afwisseling van ingetogen en expressieve muziek maakte meteen indruk. Via MySpace – een soort Spotify avant la lettre – luisterde ik uren naar de albums Yankee Hotel Foxtrot en Sky Blue Sky, totdat ik de nummers zo goed mogelijk kon meezingen – of toch doen alsof.

Het optreden in Brussel staat me nog scherp voor de geest. Eerder die dag brachten we met onze jongensresidentie een bezoek aan de brouwerij van Stella Artois – wie in Leuven studeert, zit dicht bij de bron. Na een begeleid bezoek volgde een tapcursus, wat inhield dat iedereen een paar lege glazen onder een kraan mocht houden onder het goedkeurend oog van een professionele tapper om daarna alle biertjes, inclusief diegene zonder schuimkraag, op te drinken.

Aangekomen in Brussel reden we zwart in de metro en had ik schrik om betrapt te worden, maar dat gebeurde niet. Het Koninklijk Circus was verre van volgelopen, maar met een afwisseling van rustige nummers en stomende rock pakten frontman Jeff Tweedy en de zijnen de zaal helemaal in. Na het optreden dronken we nog iets in het centrum, waarna we met de laatste trein naar Leuven spoorden om daar met een heerlijke roes in slaap te vallen. Het was een zorgeloze tijd, zonder leenstelsel en andere verplichtingen.

Daar moet ik aan terugdenken wanneer ik me samen met een Nijmeegse vriend op een OV-fiets een weg baan naar Paradiso, angstig laverend tussen de trams en toeristen. Na een snelle hap Aziatische fusion maken we een wandeling door het Vondelpark. In het fris gemaaide gras houden Spanjaarden een botellon, wat verderop spelen tien jonge Italianen een potje rugby. In de Vossiusstraat kijken we onze ogen uit op een prachtige reeks historische panden. Het lijkt wel Nijmegen-Oost, maar dan groter, statiger en grootstedelijker.

Vanaf een trapje achterin Paradiso hebben we een goed zicht op het podium met daarboven de fantastische glas-in-loodramen. Als ik naar de mensen om me heen kijk, begrijp ik beter waarom de vriendin Wilco ‘wel een beetje muziek voor oude mannen’ noemde. Aan het recept van de groep is in al die jaren weinig veranderd. Jeff Tweedy verliest niet te veel tijd aan bindteksten, liever speelt hij muziek. Mijn favoriete nummers komen aan het einde van de set: na een rustige aanzet monden ze uit in een kakofonie van geluid. Als dit oudemannenmuziek is, noem mij dan maar een oude man.

Bijna tweeënhalf uur later fietsen Pol en ik langs de Prinsengracht naar het Centraal Station. De zon is nog maar net onder, aan het IJ vertrekt een pont naar Amsterdam-Noord. Op de trein naar Nijmegen vraag ik me af waar ik destijds als student van droomde. Dat ik tien jaar later in Nederland zou wonen, had ik nooit kunnen raden, maar ik had het vast een stoer idee gevonden.

Benieuwd waar ik Jeff Tweedy de volgende keer aan het werk zie. Afspraak in 2029.

Lees alle columns van Ken Lambeets

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!