Analyse: Hoogste salarissen krijgen tóch meer ‘centen’ in nieuwe cao
-
Foto: Pixabay
Aan de universiteiten krijgen medewerkers met een hoog salaris meer geld erbij dan hun collega’s met een laag inkomen, blijkt uit een analyse van de nieuwe cao, uitgevoerd door het Hoger Onderwijs Persbureau. Toch is het glas halfvol, reageren activistische hoogleraren.
Het is een interessante vraag in cao-onderhandelingen: hoe verhoog je de lonen? Als je iedereen hetzelfde percentage erbij geeft, profiteren werknemers met een hoog inkomen meer dan werknemers met een laag inkomen.
Een rekenvoorbeeld: Stel je voor dat de lonen met 10 procent omhoog gaan. Iemand die 3.000 euro per maand verdient, krijgt dan 300 euro extra per maand. Het salaris van zijn baas springt omhoog van bijvoorbeeld 10.000 naar 11.000 euro. Dat scheelt 700 euro per maand.
Vast bedrag
Daarom zeggen activistische hoogleraren die hun eigen salaris hoog genoeg vinden: geef liever iedereen een vast bedrag aan loonsverhoging, in plaats van een percentage. Dat is gunstiger voor de werknemers onderaan de ladder. Ze lanceerden een petitie voor hoogleraren en universitair hoofddocenten, die inmiddels ruim 1.200 keer is ondertekend. De bijpassende slogan is ‘centen in plaats van procenten’.
‘Wat ons betreft is het glas halfvol en is dit een mooie stap’
Ter illustratie, stel je voor dat de twee medewerkers uit ons voorbeeld 600 euro erbij krijgen. Dan is dat voor de werknemer met het lagere inkomen een loonsverhoging van 20 procent, terwijl het voor zijn baas om 6 procent gaat.
In de nieuwe cao voor de universiteiten stijgen de salarissen op twee manieren. De brutolonen gaan met 2 procent omhoog en daarnaast krijgt iedereen er 100 euro per maand bovenop (bij een voltijdsbaan). Zowel procenten als centen dus.
Vergelijking
HOP heeft dit eerst omgerekend naar procenten. Voor de universitaire loonsverhogingen komt het hierop neer: in de laagste schalen gaan de lonen naar verhouding twee keer zo hard omhoog (5,6 procent) als in de hoogste schalen (2,8 procent). In het plaatje hieronder staat de procentuele loonstijging. Helemaal links zie je schaal 1, waarin bijvoorbeeld de schoonmaker zit, en helemaal rechts staan de best betaalde hoogleraren.

Maar als je de cao-afspraken omrekent naar harde euro’s per maand krijg je het omgekeerde beeld. De laagste inkomens gaan er 155 euro op vooruit, terwijl de hoogste inkomens meer dan het dubbele erbij krijgen: 345 euro.
Het topsalaris van een medewerker aan de universiteit (bestuurders vallen hier niet onder) is dan 4,3 keer zo hoog als het laagste salaris: 12.239 euro tegen 2.742 euro. Zo beschouwd is de loonkloof iets kleiner geworden: in de vorige cao paste het laagste salaris 4,5 keer in het hoogste.

Activisten
De activisten zijn tevreden over het resultaat dat ze behaald hebben. ‘Wat ons betreft is het glas halfvol en is dit een mooie stap’, zegt de Groningse hoogleraar Laura Batstra, een van de initiatiefnemers van de petitie. Ze hoopt dat andere organisaties het voorbeeld gaan volgen. Want voor de lagere schalen is de loonstijging hoger dan de inflatie, zegt Batstra. ‘Desalniettemin hadden ze er wat ons betreft nog wel meer op vooruit mogen gaan. Inflatie treft de mensen met minder geld harder dan de mensen met meer geld.’
Onderwijsvakbond AOb noemt het een akkoord met een sociaal randje. ‘We hebben er deze ronde voor geijverd om de salarisverhoging ook in centen uit te keren’, zegt bestuurder Douwe Dirk van der Zweep. ‘In andere cao’s, zoals voor het hbo en mbo, is dat al eerder gelukt. Want inderdaad, de hoge inflatie trof de mensen met weinig financiële marge het hardst. We zijn blij dat dit gelukt is.’
Ook de universiteiten zijn tevreden, zegt een woordvoerder van UNL. Zij hadden de “nadrukkelijke wens om in ieder geval een deel van de loonsverhoging in procenten uit te keren”, laat een woordvoerder weten, want ze vinden het belangrijk “dat universiteiten ook in de hogere schalen een aantrekkelijke werkgever blijven”.
Maarten schreef op 8 juli 2025 om 12:51
De stelling over de ‘harde euro’s per maand’ wordt hier geponeerd op basis van de bruto loonsteiging, zo lijkt het. Dat is goed voor de beeldvorming in het artikel, maar doet geen eer aan de netto werkelijkheid (de daadwerkelijke harde euro’s). Dankzij ons belastingstelsel zal de marginale druk over deze loonsteiging voor de lagere schalen minder zijn dan die voor de hogere.