Directeur Sportcentrum bij afscheid: ‘Er is een derde sporthal nodig’

13 okt 2020

Na twintig jaar aan het hoofd van het Radboud Sportcentrum gaat Rob Cuppen met pensioen. In een afscheidsinterview roept hij het college van bestuur op om dringend iets te doen aan het capaciteitsprobleem. ‘We botsen op de grenzen van ons succes.’

Ook na zijn pensioen zal scheidend directeur Rob Cuppen (65) nog af en toe in het Sportcentrum te zien zijn. Niet om zijn opvolger voor de voeten te lopen, zegt hij in een Zoomgesprek, maar om te sporten. ‘Ik doe aan spinning en wil meer de fitness in, want op een bepaalde leeftijd schijnt het nuttig te zijn om iets aan je kracht te doen (lacht).’

Tijdens de coronacrisis is Cuppen altijd naar het Sportcentrum blijven komen. Omdat hij het contact met medewerkers en sporters prettig vindt en omdat hij de laatste maanden van zijn carrière niet wilde thuiszitten. ‘Maar leuk is het natuurlijk niet. Alle evenementen zijn afgelast, bijna alles gebeurt online. Ik had me mijn laatste maanden hier wel anders voorgesteld.’

Frisse start

In 1999 was Cuppen directeur van het Radboud Universiteitsfonds toen hij werd benaderd om ad interim de functie van hoofd Sportcentrum waar te nemen, dat toen nog in het oude gebouw aan de Kwekerijweg huisde. ‘Er waren destijds wat problemen met de leiding’, aldus Cuppen.

Niet veel later volgde de vraag om voltijds directeur van het Sportcentrum te worden. ‘Toen ik startte, was het bouwproces voor het nieuwe Sportcentrum net in gang gezet. Dat was een meevaller: als je gezamenlijk aan iets nieuws begint, dan staan alle neuzen gauw in dezelfde richting.’

Cuppen vindt het Sportcentrum van de Radboud Universiteit nog altijd mooi. ‘Zo’n bijzondere architectuur is in principe niet nodig voor een sportcomplex, maar het heeft een meerwaarde voor onze uitstraling. Landelijk staan we altijd in de top drie van de beste universitaire sportcentra. Helaas zitten we met een fors capaciteitsprobleem.’

U heeft het college de laatste jaren verschillende keren opgeroepen om meer geld te investeren in het Sportcentrum.

‘Dat dat niet is gebeurd, vind ik heel jammer. Het sportcentrum geeft een belangrijk tegenwicht tegen het veelal zittende bestaan op de campus. Het draagt ook bij aan een goede balans tussen lichaam en geest en zeker in deze tijden is het belangrijk om weerstand op te bouwen. Bovendien is het een ontmoetingsplek voor studenten en medewerkers. De universiteit is de laatste jaren sterk gegroeid. Wij zijn meegegroeid, waardoor ook wij tegen de grenzen van onze capaciteit aanlopen. Dat heeft echter nog niet geleid tot extra investeringen in de faciliteiten van het Sportcentrum.’

Waarom wil het college niet investeren?

‘Het Sportcentrum is geen core business van de universiteit. Dat begrijp ik op zich wel. Maar bij besluitvorming over ontwikkeling op de campus wil je als Sportcentrum ook wel een keer hoger op de prioriteitenlijst komen. Het is een doorlopende discussie. Ik hoop dat mijn opvolger wel een keer groen licht krijgt.’

Wat is het meest acuut aan het capaciteitsprobleem?

‘Het grootste probleem zit bij de sporthallen, waar de binnenteamsporten plaatsvinden. Niet alle verenigingen kunnen volledig terecht op de campus, waardoor we buiten de campus ook locaties huren. En dan nog hebben sommige studentensportverenigingen zoals Heijendaal (binnen, red.) en Apeliotes en FC Kunde (buiten, red.) een ellenlange wachtlijst. We hebben een derde sporthal nodig, maar daar is bestuurlijke wil voor nodig.’

‘Voor de buitenaccommodatie is geen ruimte voor uitbreiding op de campus, maar we zijn wel in gesprek met de gemeente. Er is de wil om in samenwerking een oplossing te vinden aan de d’Almarasweg. Daar liggen nog grasvelden bij VV Kolping Dynamo, die mogelijk kunnen worden omgezet in kunstgrasvelden. Die zouden we dan gezamenlijk kunnen gebruiken.’

‘Op andere plekken zijn de problemen minder urgent. De fitnessruimte blijft erg druk, maar die hebben we de afgelopen tien jaar al twee keer aangepakt en hier zijn ook andere oplossingen denkbaar. En de kleine sportzalen zitten bijna aan hun maximale capaciteit, maar daar kunnen we nog even mee schuiven.’

Wat waren de hoogtepunten in uw carrière?

‘Op de totstandkoming van het Sportcentrum in 2003 kijk ik met veel plezier terug. Zowel in sportaanbod als in aantal klanten zijn we sindsdien meer dan verdubbeld. Niet alleen omdat de universiteit groeide, maar ook omdat we steeds meer studenten aan ons konden binden. Met de middelen die we krijgen hebben we een goede exploitatie neergezet, al is dat door corona even wat moeilijker geworden.’

‘Ook de organisatie van de Europese conferentie over duurzaamheid in studentensport twee jaar geleden was een hoogtepunt, net als het feest voor het vijftigjarig bestaan van het centrum. Enkele jaren geleden kreeg ik een bronzen universiteitspenning en een koninklijke onderscheiding. Dat zijn geen individuele prijzen, maar prijzen voor het werk dat we met z’n allen hebben neergezet, vind ik.’

En waar kijkt u met minder plezier op terug?

‘Zoals in elke organisatie is er wel eens een probleem met iemand van het personeel. Dat is niet leuk, maar die dingen gebeuren. Deze coronacrisis zou je een dieptepunt kunnen noemen. Maar dat is ze niet alleen voor het sportcentrum, maar voor de hele universiteit en samenleving.’

Met welke sporters die op het sportcentrum trainen heeft u de beste band?

‘Alle sporters zijn me even lief, maar als voormalig basketballer heb ik altijd goed contact gehad met de basketballers van Trajanum. Handbalclub Ha-Stu, die een aantal jaren op Europees studentenniveau heeft gepresteerd, heb ik met raad en daad bijgestaan. Van atletiekvereniging ’t Haasje ben ik lang lid en zelfs erelid geweest. Verder was ik als bestuurslid nauw betrokken bij de Batavierenrace en was ik vijftien jaar lang chauffeur van het Nijmeegse selectieteam.’

‘De samenwerking met de bestuursleden van de NSSR heb ik altijd plezierig gevonden’

‘In algemene zin heb ik vooral de samenwerking met de bestuursleden van de NSSR altijd plezierig gevonden. Aan het begin van het collegejaar zijn zij vaak nog wat onzeker, aan het einde van het jaar spreken ze volle collegezalen toe. Die ontwikkeling is mooi om te zien. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan het succes van het sportcentrum. Daarnaast heb ik het altijd belangrijk gevonden om naar buiten te treden in lokale, landelijke en internationale netwerken. Daar kon ik het belang van de studentensport uitdragen en dingen leren die ik kon toepassen in het sportcentrum, zoals de manier waarop nationale en internationale collega’s omgaan met de problemen binnen hun organisatie.’

3 reacties

  1. Squashrecreant schreef op 13 oktober 2020 om 12:54

    Mooi afscheidsinterview met een terecht pleidooi. Wat ook top zou zijn is net wat meer squashgelegenheid buiten de cursussen.

  2. Marian de With schreef op 13 oktober 2020 om 13:09

    Rob, helaas geen afscheid waarbij ik je even goedendag kan zeggen (en hopen dat onze paden elkaar blijven kruisen). Hoop dat je met volle teugen kunt genieten van je pensioen en je ervaring zo her en der kunt inzetten voor de sport in het algemeen. Het ga je goed!

  3. Cuijpers schreef op 13 oktober 2020 om 19:54

    Rob ,bedankt dat je willem en mezelf (jacqueline) in al die jaren werkzaam in de schoonmaak op het sportcentrum .altijd heb gewaardeerd als eigen werknemer van het sportcentrum we wensen je een sportief pensioen

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!