Joep Bos-Coenraad: IT hobby clubje
‘Let op! In week 50 niet inschrijven voor cursussen en tentamens’, luidde een bericht in mijn inbox. De Radboud Universiteit streeft (!!!) er namelijk naar ‘in week 51 het nieuwe studentinformatiesysteem Osiris in te voeren’. Manmanman. Zo af en toe als je hard aan het werk bent, zou je bijna vergeten dat een universiteit ook maar een semi-overheidsinstelling is.
Geen kritisch commerciëel bedrijf van enige omvang zou het in zijn hoofd halen te betalen voor een gammel systeem als Blackboard, dat bovendien minder intuïtief werkt dan fietsen met je handen gekruist. Maar dat studenten een week lang geen gebruik kunnen maken van het cursus- en tentamen-inschrijfsysteem, is een ander sterk staaltje opmerkelijke ICT gerelateerde bedrijfsstrategie. De overgang naar zo’n systeem zou in een gesimuleerde omgeving al tien keer getest moeten zijn. De daadwerkelijke overgang doe je op een (eveneens gereserveerde) zaterdagochtend, tussen 8 en 12 uur of zo. Mocht het niet werken, doe je een rollback en poogt het later die week nog eens. Maar de Radboud Universiteit reserveert gewoon een hele week het volledige systeem om de boel op haar dooie gemak over te zetten. Daar streeft ze tenminste naar.
Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat een universiteit iets anders is dan een eenvoudig weblogje waarop een nieuwe versie van de software wordt geïnstalleerd. Maar zou een bank, met veel meer gebruikers en significant complexere systemen, het zich permitteren om meer dan een dag uit de lucht te zijn? Vergeleken met een gemiddelde bank is een universiteit – qua ICT-systemen – ook maar een hobbyclubje.
Misschien heeft de Radboudiaanse IT-afdeling dat ook wel gedacht: laat die hobby-studentjes maar even een weekje hun administratie afstemmen op onze hobby-planning.
Maar een zuivere academicus zou niet accepteren dat Microsoft niet aan concurrenten openbaart hoe haar software de bestanden op de harde schijf opslaat. Een pure academicus zou nooit praten in een taal waarin alleen mensen met dezelfde commerciële licentie kunnen meepraten en dan vaak ook nog eens alleen met precies de juiste versie, anders hapert de boel alsnog. Een harde academicus eist bovendien dat hij onder de motorkap kan kijken bij de software die hij gebruikt voor zijn berekeningen.
Maar in Nijmegen hobbyen we lekker door. En elders in het land schijnt het vaak nauwelijks beter te zijn. Wat is het toch dat er ontbreekt in de publieke sector? Obviously de noodzaak, maar waarom redt ons academische geweten ons academici niet?