Nieuwe campusdichter zoekt in gedichten naar de betekenis van anders-zijn
-
Jet Sterkman. Foto: Johannes Fiebig
Inclusie, gelijkheid en neurodiversiteit. Het zijn enkele thema’s waar Jet Sterkman in haar jaar als campusdichter mee aan de slag wil. Zowel in het Nederlands als in het Engels. ‘Iedereen op de campus moet mijn gedichten kunnen lezen en horen.’
Waar haar liefde voor poëzie precies is ontstaan, kan Jet Sterkman (23) zich naar eigen zeggen niet helemaal meer herinneren. Wat ze nog wel weet, zegt ze op een zonnige dag op de campus, is dat ze lezen altijd leuk heeft gevonden.
‘Af en toe stopte mijn moeder mij een boek in de handen’, aldus Sterkman. ‘Op een gegeven moment kreeg ik twee verzamelbundels met daarin gedichten van verschillende dichters. Die heb ik helemaal stukgelezen.’
Na een tijdje ging Sterkman zelf verhalen schrijven, in de loop van de tijd kwam er ook poëzie bij. ‘Waarom weet ik niet precies. Het gebeurde gewoon.’
In Groningen volgde Sterkman een bachelor Nederlandse taal en cultuur en een master Neerlandistiek. Omdat ze zich nog meer wilde verdiepen in literatuur, schreef ze zich in Nijmegen in voor de masteropleiding Literatuur en samenleving. Afgelopen juni won ze de verkiezing voor nieuwe campusdichter.
Welke gedichten lees je zelf het liefst?
‘Moeilijke vraag. Ik houd er wel van als poëzie een beetje existentialistisch is, maar niet depressief. En gedichten die ironisch of grappig zijn, maar tegelijk over grote onderwerpen gaan, vind ik meestal ook leuk.’
Waar haal je je inspiratie vandaan?
‘Uit wat ik zelf voel of meemaak. Soms overvalt me ineens een gedachte of een beeld waarvan ik denk: hier moet ik iets mee. Vervolgens probeer ik dat idee om te zetten in taal.’
Kun je daar een voorbeeld van geven?
‘Een van mijn gedichten begint met iets wat ik zag toen ik in de trein zat en naar buiten keek: een groepje mensen dat in een cabriolet reed en er erg blij uit zag. Met dat beeld kon ik meteen aan de slag. Als ik over meer persoonlijke of zwaardere dingen schrijf, gaat er soms wat tijd overheen, dan moet ik eerst de juiste woorden vinden.’
In een van jouw gedichten, ‘Zomerconcert’, lijk je te refereren aan klimaatverandering. Vind je het belangrijk over dat soort thema’s te schrijven?
‘De onderwerpen waarover ik schrijf moeten me wel raken. Klimaatverandering is sowieso iets heel ingewikkelds. Zelf heb ik altijd een bijzondere band met de natuur ervaren, maar het is tegenwoordig ook heel moeilijk om het goed te doen als individu op dit vlak. Om zuinig te leven en niet te vliegen bijvoorbeeld. Daar denk ik vaak over na.’
Zijn er nog andere thema’s die terugkomen in jouw gedichten?
‘Inclusie, gelijkheid en neurodiversiteit. Zelf heb ik autisme en ADHD, waardoor ik vanuit een ander perspectief naar “normaal” kijk. Het idee dat ongelijkheid in allerlei vormen bestaat, intrigeert me. De zoektocht naar wat anders-zijn betekent, speelt een grote rol in mijn gedichten.’
Is schrijven voor jou een manier om grip te krijgen op dit soort moeilijke thema’s?
‘Ik weet niet of ik er ooit echt grip op zal krijgen, maar het helpt wel. Sowieso is schrijven voor mij een manier om frustratie te uiten of om met onzekerheid om te gaan. Daarnaast wil ik met mijn gedichten ook andere mensen aan het denken zetten en in het beste geval iets veranderen aan de wereld. Al hangt het natuurlijk van de lezer af of dat lukt.’
‘Soms vertaal ik een gedicht en vind ik het in een andere taal eigenlijk beter’
Je schrijft zowel in het Nederlands als in het Engels. Hoe verhouden die twee talen zich tot elkaar?
‘Er zijn best veel onderwerpen waarover ik in het Engels praat of denk. Als dat het geval is, dan ga ik er ook sneller in het Engels over schrijven. En soms vertaal ik een gedicht en vind ik het in een andere taal eigenlijk beter.’
Zijn er bepaalde thema’s waarover je eerder in het Nederlands dan in het Engels schrijft – of omgekeerd?
‘Over diepe gevoelens schrijf ik meestal in het Nederlands, want het blijft toch mijn moedertaal, hoewel ik laatst ook een meer persoonlijk gedicht in het Engels heb geschreven. Het kan ook zijn dat dat verandert naarmate ik meer Engels praat. Als campusdichter wil ik in beide talen blijven schrijven, want het is belangrijk dat iedereen op de campus mijn gedichten kan lezen en horen.’
Hoe wil je het campusdichterschap invullen?
’Ik vind het heel leuk een podium te hebben en dat met andere mensen te delen. Op dat vlak wil ik wel enkele dingen gaan organiseren. Verder wil ik gewoon kijken wat er op mijn pad komt. Daarnaast vind ik het belangrijk in te gaan op de actualiteit en waar het kan, anderen te helpen. Dat klinkt allemaal heel groot, dus dat vind ik zelf wel een beetje eng.’
Zomerconcert
Achterin: de koelbox, de vos en ik
Voorin: een alt en een sopraan
De alt vraagt waar we heengaan
De sopraan antwoordt dat we in een supercomputer zitten
Die weet alles
dus hoeven we ons geen zorgen te maken
Ik aai de vos, want hij voelt het niet
Als we draaien drukt hij zijn neus in de stoel
Hij wordt wagenziek van supercomputers die de hoek omgaan
De sopraan houdt van schapen
Ze wil zelf wol spinnen
De alt raadt afvalvacht aan
We moeten zuinig zijn met de natuur
De airco raast
De koelbox, de vos en ik krijgen het koud
De alt en de sopraan praten over draailieren
De vos heeft een dode spin op zijn kont
Ik vraag me af of je spinnen ook kan opzetten
Of dat ze dat tijdens het sterven zelf al doen
En waarom altijd met gekromde pootjes
En hoeveel spinnen samen draailier kunnen spelen
De sopraan zegt dat je maar beter niet naar het nieuws kan kijken
De oorlog ligt toch buiten je eigen invloedssfeer
Ze raadt me een boek aan over het bombardement van Nijmegen
De vos begint te huilen
Hij kan niet schrijven en alles ligt buiten zijn invloedssfeer
Ik aai hem maar hij voelt het niet
De sopraan vertelt een levensverhaal in vier zinnen
Alleen een ander kan je leven zo samenvatten
Iemand die je niet te goed kent
Zoals God
Maar die heeft het daar te druk voor
Vanwege de omvang van zijn invloedssfeer
We komen aan bij de kerk
De supercomputer zal buiten wachten
De vos stapt uit
Ik vraag waar hij vandaan komt
De sopraan zegt: een dorpje in Groningen
De vos zegt niet: het bos
Hij is samengevat
en verzet zich daar niet tegen
De alt slaat met aluminiumfolie op mijn hoofd
Maar ik ga een gedicht schrijven
Op mijn bankje hebben veel mensen gezeten
om tegen de doden te praten
en verloren zoetjes te verzamelen
Ik vraag God wat hij ervan vindt dat we zijn schepselen samenvatten en conserveren
maar niet consumeren
zodat ze op buffetten kunnen prijken
God geeft geen antwoord
Dus vraag ik het de supercomputer
maar die praat alleen tegen mensen als ze anders verdwalen
Binnen kruipen klanken in de vacht van de vos
Een koor in het rood
Ik maak een bordje voor de vos:
Verboden te aaien
Anders raakt hij zijn stemmen kwijt
Er kraait ook een haan
Maar de doden om mij heen blijven liggen
Ik vraag ze waar het leven eindigt
Ze slapen door
Ik vraag het de vos
Maar hij weet niet wat leven is
Ik vraag het God
Maar die bestaat vandaag niet
(het is te warm)
Ik vraag het de supercomputer
Die lacht: dat zal jij wel merken
En dan begint het concert