Peter Praat Politiek (39): Democratie vraagt wat van kiezers én partijen
-
Peter van der Heiden. Foto: Dick van Aalst
Nederland gaat, na de val van kabinet Schoof, woensdag 29 oktober terug naar de stembus. Zo ook politiek commentator en universitair docent Peter van der Heiden. Wat valt hem op? In deze serie becommentarieert hij het politieke nieuws.
Met nog slechts twee dagen tot de verkiezingen blijkt een overgrote meerderheid van het electoraat nog te zweven. Niet verrassend, maar wel schokkend. Volgens sommige onderzoeken weet maar een kleine 20 procent al welk vakje woensdag rood gekleurd gaat worden, en 80 procent dus niet. Vier op de vijf kiezers moeten nu dus nog besluiten op welke partij ze gaan stemmen – als ze überhaupt al de moeite gaan nemen.
Ik vind daar wat van, als iemand bij wie politiek door de aderen stroomt. We weten al maanden dat er verkiezingen aankomen. Sinds de val van het kabinet gaat het nog nauwelijks ergens anders over, de wereld staat op verschillende plekken in brand en ook in eigen land zijn er reële dan wel gevoelde crisissen, er zijn stemwijzers en kieskompassen, ook nog eens voor verschillende onderwerpen – maar nog steeds weten acht op de tien Nederlanders niet aan wie ze hun stem willen geven. Een flink deel daarvan zal pas op weg naar of zelfs in het stemhokje een definitieve keuze maken – gebaseerd op wat dan? Het weer? Het al dan niet aanwezige ochtendhumeur? De mensen die ze tegenkomen op weg naar het stembureau? Of toch weer alleen de sympathie voor of antipathie tegen een van de lijsttrekkers?
‘Het nadeel van zweven is dat je ook moet landen’
In een volwassen democratie mag je verwachten dat de kiezer zich verdiept in de verschillende partijen, en het extreme gezweef (mensen twijfelen niet alleen tussen een paar aanpalende partijen, maar soms over bijna het hele spectrum) geeft aan dat dat onvoldoende gebeurt. Maar een volwassen democratie vraagt ook aan partijen dat ze zich zodanig profileren dat duidelijk is waar ze voor staan, dat het partijprogramma onderscheidend is, dat er niet slechts een paar oneliners de ether in worden geslingerd (‘fatsoenlijk’, ‘hardwerkende burger’, ‘het kan wel’, ‘samen kan het’) en dat de persoon van de lijsttrekker niet belangrijker wordt gemaakt dan de partij. En dat verkiezingsprogramma’s niet alleen een stapel maatregelen zijn met een nietje erdoor, maar dat ze vooral een visie geven op de samenleving van de toekomst. Dat kan duidelijkheid scheppen en zweven terugdringen.
Het nadeel van zweven is namelijk dat je ook moet landen. Ik kan alleen maar hopen dat dat met een minder harde klap gebeurt dan bij de vorige verkiezingen…